Commentaar: Consument niet verantwoordelijk stellen voor dierenwelzijn
De mens heeft in de loop van de geschiedenis het vermogen ontwikkeld om zich in anderen in te leven, zegt de Amsterdamse socioloog dr. Bart van Heerikhuizen in het Reformatorisch Dagblad. „Mogelijk gaat die empathie inmiddels zó ver dat we ons kunnen inleven in dieren.”
Mede dankzij groene partijen en vooral de Partij van de Dieren staat het dierenwelzijn hoog op de politieke agenda. De maximum transportduur van slachtvee is beperkt, het afknippen van kippensnavels wordt binnenkort verboden, een nertsenfokverbod zit eraan te komen. Het dier is mens geworden, signaleerde journalist en theoloog Marijke Verduyn vorig jaar. Dit leidt tot toenemende vragen bij het houden, het slachten en het consumeren van dieren.
Het zijn vragen waar christenen niet aan voorbij mogen gaan. In het Bijbelboek Spreuken zegt Salomo: „De rechtvaardige kent het leven van zijn beest.” Dat betekent dat een dier niet louter productiemiddel is, een economische eenheid die zo veel mogelijk rendement moet opleveren.
Er is niets tegen het houden, slachten en eten van dieren. Na de zondvloed zei God tot Noach: „Al wat zich roert, dat levend is, zij u tot spijze; Ik heb het u al gegeven.” Een christen hoeft dus geen vegetariër te zijn. Maar hij is wel verplicht op een goede manier met de dieren om te gaan. En de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de gang van zaken in de bio-industrie en in de vleessector (in veel gevallen) ver afstaat van het Bijbelse ideaal.
Is dat de schuld van de consument die graag een goedkoop stukje vlees eet? Natuurlijk is hij verantwoordelijk voor wat hij koopt. Maar mag van hem verwacht worden dat hij precies weet onder welke omstandigheden vlees (of kleding, speelgoed, koffie) is geproduceerd? Moet hij uit de prijs afleiden dat het goedkope stukje kip plofkip is en het duurdere ei een scharrelei? Is hij verplicht om van elk product uit te zoeken wat de herkomst is? Zeker in deze economisch moeilijke tijden zal de consument vaker geneigd zijn om prijsbewust te kopen en wie zal hem daarin ongelijk geven?
Als het gaat om dierenwelzijn zal de overheid normen moeten stellen, zoals dat ook gebeurt met kwaliteit. Zoals de consument er blindelings op moet kunnen vertrouwen dat het voedsel in de supermarkt van goede kwaliteit is, zo moet hij er ook van uit kunnen gaan dat het vlees (de kleding, het speelgoed, de koffie) op een ethisch verantwoorde manier is geproduceerd. Dat daar een prijskaartje aan hangt, mag duidelijk zijn, maar de consument is dan wel bevrijd van een moreel dilemma waar hij met zijn beperkte deskundigheid tóch niet uitkomt.
Wat hij wel kan (en moet) doen is de vleesconsumptie beperken. Voor de productie van vlees is onevenredig veel energie nodig. Om tot 1 kilo vleeseiwit te komen is 3 tot 10 kilo plantaardig eiwit nodig; een kilo rundvlees kost ook nog eens 15.000 liter water. Dat is slecht voor het milieu en gelet op de voedselschaarste in de wereld ook nauwelijks te verantwoorden. Laten we als vleeseters een voorzichtige eerste stap zetten en naast de gehaktdag ook een vleesvrije dag in de week inlassen. Daar wordt niemand slechter van.