Prof. Peels en dr. Hofman: Oude Testament is boek van vreugde
Het Oude Testament staat bij de gemiddelde Nederlander in een kwade reuk, constateren de Apeldoornse hoogleraren prof. dr. H. G. L. Peels en prof. dr. T. M. Hofman in het christelijke gereformeerde orgaan De Wekker. „Oud, geweld, oordeel, moeilijk.”
„Toch kan het een eerlijke Bijbellezer niet ontgaan dat uitgerekend dit Oude Testament uitbundig over vreugde spreekt. Het zou weleens kunnen zijn dat van alle zogenaamde heilige boeken die de mensheid kent (Koran, Bhagavad Gita etc.), uitgerekend het Oude Testament het thema van de vreugde het meest nadrukkelijk aan de orde stelt. In het Oude Testament komen maar liefst 27 werkwoorden en naamwoorden voor die samen de noties van blijdschap, juichen, jubelen en vreugde uitdrukken. Zowel de innerlijke emotionele beleving, als de expressie daarvan in uiterlijk gedrag (springen, juichen, vreugdebetoon) worden hierdoor aangegeven. De context is dan vaak die van zang en dans, handgeklap en feestgedruis. De vreugde in het gewone dagelijkse leven komt vooral in de wijsheidsliteratuur (Spreuken) aan bod. Zo is er in het Oude Testament vreugde bij de oogst, vreugde tijdens een bruiloft, vreugde over de vrouw van je jeugd en vreugde bij een geboorte.
Opvallend is dat echter bijna 70 procent van de ‘vreugdeteksten’ gaan over vreugde in het kader van geloof en godsdienst. Er is in het Oude Testament vooral vreugde in God, over wie Hij is en wat Hij doet.
We mogen het Oude Testament rustig het boek van de vreugde noemen. Bij tal van gelegenheden wordt de beleving van de blijdschap voor het voetlicht gehaald. Als de ark onder gejuich en hoorngeschal naar de stad van David wordt gehaald, huppelt en danst de koning uit alle macht voor Gods aangezicht (2 Sam. 6). De alfabetiserende Psalm 33 bezingt bij wijze van spreken van a tot z de majesteit van Gods woord (vs. 6), Gods raad (vs. 11) en Gods oog (vs. 18), om uit te monden in de belijdenis „Ja, in Hem verheugt zich ons hart” (vs. 21). De priesters wijzen de menigte in Jeruzalem, diep in tranen over eigen falen en kwaad, op de „vreugde des Heren”, die hun toevlucht en kracht is (Neh. 8:10). De vreugde kent geen grenzen meer wanneer Salomo als koning David opvolgt: „Daarna trok al het volk achter hem op, terwijl het op fluiten speelde en zich met grote blijdschap verheugde, zodat de aarde van hun geluid spleet” (1 Kon. 1:40).
De vreugde die een mens in God kan hebben, komt vaak ook ‘tussen de regels’ van de Bijbeltekst uit. Neem nu bijvoorbeeld Psalm 16, een psalm vol innige vreugde over de goedheid van de Here – David zingt ervan, zijn hart is er vol van, bij dag en bij nacht. Natuurlijk weet hij van aanvechting, van schuld en dreiging. Maar daarbovenuit belijdt hij zijn anker vast te hebben liggen in de nabijheid en trouwe hoede van de Here. De hele psalm ademt de taal van blijdschap.”