Commentaar: Albert en Morsi
Het contrast kon woensdag eigenlijk niet groter zijn. De Belgische koning Albert II, die zijn aftreden op 21 juli aankondigt, en het gedwongen vertrek van het Egyptische staatshoofd Morsi.
Van de koning werd door menigeen gezegd dat hij nog wel wat langer had mogen aanblijven met het oog op de verkiezingen van volgend jaar. Vanwege de ingewikkelde politieke situatie zou België een ervaren koning als stabiele factor immers wel kunnen gebruiken. Van Morsi bestaat het tegenovergestelde beeld: een staatshoofd dat juist niet als een verenigende factor fungeerde in een onrustige en gepolariseerde samenleving.
Je moet er als president wel een potje van hebben gemaakt als een volksmassa staat te juichen bij het ingrijpen van het leger, zoals gisteren te zien was op het Tahrirplein in de Egyptische hoofdstad Caïro. Morsi wordt dan ook wel gezien als de belichaming van de arrogante ”winner take all”-houding van zijn partij – de moslimbroeders. Een partij die haar verkiezingszege opvatte als een blanco cheque om eigen belangen na te streven in plaats van te zoeken naar een zo breed mogelijk draagvlak. Daardoor heeft de partij –met Morsi voorop– de verliezers van toen van zich vervreemd en hen angst ingeboezemd. Zozeer zelfs dat het altijd zo verfoeide leger gisteren als bevrijder werd binnengehaald.
Intussen is het maar de vraag of de moslimbroeders het enige exclusief opererende bolwerk in Egypte vormen dat ten koste van het landsbelang eigen doelen najaagt. Als dat niet zo is, dan is het Noord-Afrikaanse land wereldwijd bepaald geen uitzondering. In tal van landen is „in naam van de democratie” een elite bezig eigen zakken te vullen. En gebruiken religieus of ideologisch gedreven lieden verkiezingen om anderen hun wil op te leggen. In heel veel landen staan „in naam van de democratie” parlementsgebouwen leeg en lopen stadspleinen met enige regelmaat vol.
De voortekenen in Egypte stemmen wat dat betreft niet optimistisch. Zo zijn daar de generaals die nu nog de helden van de Tahrirmassa zijn. Een land dat zich met de punt van een bajonet tot democratie laat bekeren, heeft de schijn tegen. Het middel zou hier immers weleens het doel kunnen óntheiligen, in plaats van omgekeerd. Voor het leger geldt daarom des te meer: nu snel terug naar de barakken.
Verder is de lappendeken die oppositie heet, nu aan bod om niet zelf in de fout te vervallen die ze Morsi verweet. Door gekrenkte moslimbroeders nog verder van zich te vervreemden in plaats van naar een breed politiek draagvlak te zoeken en eigen belangen te relativeren. Gebeurt dat niet dan is dat sowieso politieke zelfmoord, omdat de oppositie zelf sterk verdeeld is.
Juist wanneer in een land belangen en opvattingen ver uit elkaar liggen, zijn de spelregels van een parlementaire democratie van levensbelang. En daarom geldt voor de oppositie: wég van het Tahrirplein. Een democratie laat zich niet vanuit barakken, maar evenmin vanaf een stadsplein opbouwen. Het al of niet naleven van deze tweevoudige discipline zal bepalen of Egypte bezig is met een moeizame weg vooruit of met een terugval in oude zonden.