Ongevoeligheid
Psalm 143:11
„O Heere, maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw gerechtigheid.”
Een oprechte kan zo doods worden dat al zijn genegenheden en hartstochten schijnen uitgedoofd en gestorven te zijn. De hartstochten zijn als de vleugels van de ziel; wanneer die doods zijn, wordt de ziel als gekortwiekt. De dingen die men doet, zijn zonder geest en leven. Nu kan het zo ver komen dat Gods dierbaarheid en goedertierenheid de ziel niet doen ontvonken tot liefde en niet aanwakkeren om zich in Jehovah te verlustigen. Gods hoogheid veroorzaakt geen vrees of ontzag en het eigen wanbedrijf veroorzaakt geen schaamte en bedroeft de ziel niet (Matth. 24:12). De liefde van velen zal verkouden (Openb. 11:4).
Hoewel de kerk van Efeze gearbeid had en niet moe was geworden in de eerste tijd, toch verflauwde alles. Haar genegenheden stierven. Daarom zegt Christus: „Gij hebt uw eerste liefde verlaten.” Zie hoe ver dit gegaan is bij David. Davids hartstochten waren als dood. Joab laat hem weten dat velen van het volk Gods gedood waren en dat Uria ook gedood was. Men zou menen dat zijn ziel nu wel bewogen zou worden; dat zijn droefheid hem zou overstelpen en schaamte over zijn kwaad hem zou bedekken. Maar David zei: „Zeg aan Joab: Laat deze zaak niet kwaad zijn in uw ogen, want het zwaard verteert zowel dezen als genen.” En daarna lezen we dat hij Bathseba bij zich liet brengen als zijn vrouw!
Alexander Comrie, predikant te Woubrugge
(”Verzameling van leerredenen”, 1749)