Regering mag verder
De meerderheid van de vakbondsleden keurt het najaarsakkoord goed. De lonen zullen nagenoeg niet stijgen in de jaren 2004 en 2005. Het drukken van de arbeidskosten moet leiden tot economisch herstel. Lagere personeelskosten zullen de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven verbeteren. De regering bleek bereid wat wisselgeld te geven: matiging van bezuinigingen in de WAO en terzake van de ziektekosten. Er zal een gesprek op gang komen over een nieuwe VUT-regeling en prepensioen.De overeengekomen loonbevriezing lijkt tamelijk uniek in de geschiedenis van Nederland. Sommige heethoofden spreken over een „dictaat” van de regering. Dat etiket mag de overeenkomst niet krijgen. Gelukkig gunden vakbondsleden -hoewel individualisme steeds meer de toon aangeeft in de samenleving- het resultaat van de onderhandelingen van half oktober een meerderheid. Die keuze zou het gevolg kunnen zijn van verstandig nadenken.
Positieve waardering van de uitslag -dat is iets anders dan totale instemming met het akkoord- wil niet bagatelliseren dat er mensen zijn in onze samenleving die het financieel niet gemakkelijk hebben. Het is daarom wijs als plaatselijke diaconieën zich telkens op de hoogte stellen van de consequenties van het Haagse beleid. Er gaat tegenwoordig veel geld naar de Derde Wereld. Dat is goed. Mensen verkeren daar soms echt op de grens van het minimum om in leven te blijven. Maar de kerk dient ook de Hollandse huisgenoten des geloofs -maar ook degenen die niet tot de kerk behoren- in de gaten te houden.
Het afzien van loonsverhoging werpt pas na enkele jaren echt resultaat af ten aanzien van bijvoorbeeld het creëren van 35.000 extra banen. De nu gemaakte afspraken vormen een begin van het werken aan verbetering. Het is dus nog niet het moment om hard hoera te roepen. Zijn Nederlanders met z’n allen in staat om deze eerste stap door andere te laten volgen? Dat is de vraag. Zo imponerend is het stemgedrag van de FNV’ers nu ook weer niet.
Voorzitter L. de Waal typeerde de uitslag als „opsteker voor de vakbondsdemocratie.” Dat klinkt te enthousiast. Nog geen 20 procent van de leden bracht een stem uit. Zo’n betrekkelijk gering percentage valt waarschijnlijk niet te wijten aan ongeïnteresseerdheid. Het is eerder aannemelijk dat de overige 80 procent van de FNV’ers een redelijk vertrouwen koestert in de leiders. Het is de allereerst de vraag of de nu gehouden peiling dan echt nodig was.
Van die 20 procent verklaarde slechts 56 procent van de stemmers zich akkoord met de voorlopige afspraken van de vakbonden en het kabinet. Dat is niet echt overtuigend. Het lijkt nauwelijks voldoende basis om te kunnen hopen dat Nederland de komende jaren van allerlei funeste acties en stakingen gevrijwaard zal blijven. Als een paar raddraaiers de zwijgende niet-stemmers via de media zouden weten te bespelen, valt het negatief resultaat niet te voorspellen.
Christenen weten dat niet alleen geld en inkomen bepalend zijn voor welzijn. Zij voelen zich van huis uit niet zo thuis bij de harde confrontatie tussen werkgevers en werknemers zoals die soms de samenleving op haar fundamenten doet beven. Er veranderde veel in de gereformeerde gezindte. De voorkeur voor het harmoniemodel boven het conflictmodel staat als principe echter nog overeind.
Toch is het goed rekening te houden met de realiteit. De vakbonden vormen nu eenmaal een niet te onderschatten macht. Het uiteindelijk resultaat van de raadpleging verdient dan ook positieve waardering.
De uitslag van het referendum is overigens niet het definitieve oordeel van de FNV. De federatieraad zal over twee weken een eindoordeel vellen.