Ook dierenwereld laat vonkjes van bedoeling Schepper zien
Hebben we God nodig om moreel te zijn?
Bepaalde ideeën over wat goed en kwaad is komen over heel de wereld onder de mensen voor. De vraag of deze basismoraal het bestaan van God veronderstelt, is volop in discussie. Hebben we God nodig om morele wezens te kunnen zijn? Vanouds hebben christelijke denkers geponeerd dat er geen universele moraal kan bestaan zonder God. Als er niets anders is dan materie en een blind evolutieproces, zijn waarden en normen volstrekt willekeurig. Wat wij goed en fout vinden, is dan puur het resultaat van een toevallige ontwikkeling.
Een citaat van de bekende atheïst Richard Dawkins illustreert dit. Hij schrijft: „In een universum van blinde fysieke krachten en genetische celdeling zullen sommige mensen verwond worden, andere mensen geluk hebben en je zult er geen enkele betekenis in vinden en evenmin enige gerechtigheid. Het universum dat we waarnemen heeft exact die eigenschappen die we zouden verwachten als er ten diepste geen ontwerp, geen doel, geen kwaad en geen goed is. Niets behalve blinde, meedogenloze onverschilligheid. Het DNA weet niets en kan het niets schelen. DNA is gewoon. En wij dansen naar zijn pijpen.”
Bonobo
Deze schokkende conclusie volgt volkomen logisch uit het naturalistisch atheïsme van Dawkins, zo merkt de Britse wiskundige John C. Lennox hiertegenover op. Als er niets meer is dan materie en blinde natuurkrachten, worden de categorieën van goed en kwaad tot zinloosheid verpulverd. Van Dostojevski tot Sartre is uitgesproken dat alles geoorloofd is als God niet bestaat. Het afwijzen van God leidt onherroepelijk tot de vernietiging van de moraal. God moet dus wel de bron zijn van moreel besef. Of zoals de Amerikaanse geneticus Francis Collins het formuleert: „De morele wet toont zich aan mij duidelijk als de belangrijkste wegwijzer naar God.”
Vorige week schreef ds. G. A. van den Brink in deze rubriek over een recent verschenen boek van hoogleraar Frans de Waal. Vanwege het belang van de zaak borduur ik hierop nog even voort. Op basis van zijn jarenlange intensieve bestudering van het gedrag van mensapen en andere dieren is De Waal ervan overtuigd dat moraliteit evenals emotionaliteit niet aan mensen is voorbehouden. Zo poneert hij de stelling dat mensapen zoals de bonobo lang niet zo zelfzuchtig zijn als werd aangenomen en dat ze, als het op ‘humaan’ gedrag aankomt, het mogelijk zelfs winnen van de gemiddelde priester of leviet (met een zinspeling op de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan).
De Waal voert talrijke voorbeelden aan van altruïsme en empathie bij dieren. Hij verbindt aan zijn verhaal een vergaande conclusie. Dieren, die geen religie hebben, zouden toch een bepaald moreel besef kennen. Daarom zijn religie en God overbodig voor de ethiek. Moraal is ouder dan de mens. De Tien Geboden kunnen we missen, want de mens had zich de onderliggende waarden allang eigen gemaakt voordat deze aan religie werden verbonden. De mens kan varen op zijn autonome geweten als het hem door de evolutie aangereikte kompas.
De Waal vindt dan ook dat de biologen de moraal stuntelig uit handen hebben gegeven en zo de deur wagenwijd hebben opengezet voor alternatieve verklaringen. Volgens de ”vernistheorie” die door veel evolutionisten wordt aangehangen, zou de moraal alleen maar een dun bovenlaagje zijn dat het intrinsieke egoïsme van de mens aan het oog onttrekt.
Op dit idee richt De Waal nu zijn pijlen. De moraal komt volgens hem bij mensen net als bij „andere dieren” juist van binnenuit. Ons brein is net als dat van de bonobo’s (maar anders dan bij bijvoorbeeld insecten het geval is) ertoe uitgerust om contact te maken met anderen en hun pijn en plezier te ervaren. Evolutionisme zou dus helemaal niet op gespannen voet staan met universele moraliteit. Bij zoogdieren is kennelijk een neurale bedrading voor zorg en empathie geëvolueerd. De evolutie zou ons hebben ingegeven wat relaties waard zijn en wat de voordelen zijn van eerlijkheid en samenwerking.
Onze evolutionaire achtergrond strekt ons zo een enorme, helpende hand toe. We zouden daarom voor de grote uitdaging staan een stap voorwaarts te zetten, voorbij de religie en voorbij de moraal van bovenaf. Menselijkheid is een biologische eigenschap van de soort en niet iets wat ons door religie bijgebracht hoeft te worden. Daarmee meent De Waal het morele godsbewijs voorgoed uitgerangeerd te hebben.
Wat hiervan te zeggen? Ds. Van den Brink stelt in zijn artikel drie cruciale kritische vragen. Het zal mijns inziens voor De Waal niet mogelijk zijn daarop bevredigend te antwoorden. Ik vrees echter dat de redenering van De Waal intussen toch haar duizenden verslaat. Wat stelt het geloof hier tegenover? Christenen belijden God als Schepper van alles en als de Bron van alle moraliteit. De waarnemingen van De Waal bevestigen vanuit onze optiek juist deze belijdenis.
Algemene genade
In de Bijbel lezen we van de zorg die dieren voor elkaar hebben (denk bijvoorbeeld aan de hen met haar kuikentjes en aan de mus en de arend die voor hun jongen zorgen, Matth. 23:37; Psalm 84:4; Deut. 32:11) en van de warme gevoelens die ze kunnen koesteren voor hun menselijke verzorgers (Jes. 1:3). Dit maakt duidelijk dat dieren dezelfde Schepper hebben als mensen. Mensen vertonen in hun moraliteit, bijvoorbeeld in de haast universele verontwaardiging over een volwassene die een kind mishandelt, een weerspiegeling van de goede God. Dat is het geval ondanks de ernstige aantasting van het beeld van God in de mens door de zonde.
In de dierenwereld zijn eveneens vonkjes te zien van Gods liefde, ontferming, trouw en hulpvaardigheid. Ook dieren vertonen in hun gedrag trekjes die verwijzen naar de bedoelingen van de grote Auteur Die aan de wieg van de mensheid én van de dierenwereld stond. Dankzij de Schepper is er in deze wereld naast veel kwaad toch ook veel goeds. Er is zoiets als ”algemene genade”, en De Waal laat ons zien dat deze zich niet alleen tot de mensen uitstrekt, maar ook in de dierenwereld aan het licht komt. De grote misvatting van De Waal is dat hij aan een blind evolutieproces toeschrijft wat in werkelijkheid manifestatie is van de goedheid van de levende God.
Prof. dr. J. Hoek, bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp:
G.A. van den Brink, Moraal vind je niet in de dierentuin, Reformatorisch Dagblad, 22 juni 2013.
Francis Collins, The Language of God: A Scientist Presents Evidence for Belief, New York 2006.
John C. Lennox, God in het vizier. Waarom ‘The New Atheïsts’ hun doel missen, Amsterdam 2013.
C. S. Lewis, The Abolition of Man, London 1940.
Frans de Waal, De Bonobo en de Tien Geboden. Moraal is ouder dan de mens, Amsterdam 2013.