Opinie

Burenruzie

Waar godsdienst uit het publieke domein moet, wordt het van belang in hoeverre het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in geval van nood soelaas biedt. In het Nederlands Tijdschrift voor Kerk en Recht nr. 7 gaat mr. drs. J. R. Groen in op de manier waarop religieuze symbolen in het openbaar zich verhouden tot vrijheid van onderwijs, godsdienst en neutraliteit van de staat. Het EHRM achtte in de zaak-Lautsi de aanwezigheid van een crucifix in een openbare school in Italië toelaatbaar. In Nederland zal zich die situatie niet snel voordoen. Evenwel speelt de achterliggende thematiek breed, ook hier. Denk aan het dragen van een hoofddoek en benoemingsbeleid.

Mr. A. Klaassen
28 June 2013 22:36Gewijzigd op 15 November 2020 04:28

Opmerkelijk is dat het EHRM eerder in de zaak-Dahlab had geoordeeld dat een school een lerares mocht verbieden een hoofddoek te dragen tijdens het lesgeven, omdat een hoofddoek een „krachtig uiterlijk symbool” is. Met andere woorden: een hoofddoek kan een indoctrinerende werking hebben. In de zaak-Lautsi wordt een crucifix als „in essentie passief symbool” beschouwd dat geen indoctrinerende werking heeft.

De auteur bekritiseert deze uitspraak van het EHRM. Ten eerste valt niet in te zien waarom een hoofddoek wel externe werking heeft, terwijl een crucifix passief zou zijn. Hij acht het zuiverder om het gedrag van degene die het symbool hanteert als uitgangspunt te nemen. Ten tweede stelt de auteur dat het EHRM niet heeft onderzocht of het mogelijk is voor moeder Lautsi om haar kinderen op een andere school te plaatsen, waardoor haar kinderen niet meer worden blootgesteld aan als indoctrinerend ervaren crucifixen. Als er een alternatief was, zou de verplichte aanwezigheid van crucifixen sowieso al niet bezwaarlijk zijn. Ditzelfde geld voor de zaak-Dahlab. Als er geen alternatief is voor de docente met hoofddoek betekent een hoofddoekverbod uitsluiting van een bepaalde geloofsgemeenschap in een bepaald werkveld. Dit is veel ingrijpender dan wanneer de docente simpelweg op een andere school aan het werk zou kunnen.

De auteur volgt wel de eindconclusie in de zaak-Lautsi. De auteur gaat vervolgens nog in op de scheiding tussen kerk en staat. In de ogen van de auteur dient men voorzichtig te zijn om het model van een dominante kerk bij voorbaat af te schrijven vanuit mensenrechtelijk perspectief. Ook de zogenaamde neutraliteit van de staat leidt altijd tot inperking van individuele vrijheden. Zaak is dat ook de rechten van levensbeschouwelijke minderheden, die kwetsbaar zijn, niet onnodig of disproportioneel worden beperkt.

In het Nederlands Juristenblad van 19 juni beluistert prof. Prins de klank van veiligheid. Die dreigt „hard en koud” te worden, zo concludeert ze na de opschudding over Prism, het grootschalig surveillanceprogramma van de Amerikaanse veiligheidsdienst. Men lijkt deze spionagepraktijken evenwel te aanvaarden. Afgaand op reacties in de media heeft de gemiddelde burger toch niets te verbergen. Wat valt de overheid nog te verwijten als informatie voor het oprapen ligt?

De auteur vraagt om dieper te steken. Het gaat namelijk allang niet meer om het verzamelen van gegevens. Het prangende punt is veeleer informatiemacht. En daarmee de onmacht van burgers om hier nog enige greep op te hebben. Overheden en bedrijven eigenen zich gegevens van burgers toe: „De paradox van de wens de burgers veiligheid te garanderen is dat zij de veiligheid van hun persoonlijke gegevens volledig kwijt zijn.” Hierover moet het debat gaan. Geagendeerd wordt daarmee niet alleen de relatie die burgers hebben met de instituties die aan de hand van gegevens belangrijke beslissingen over hen nemen, maar uiteindelijk ook de sociale structuren in onze samenleving.

Veiligheid blijkt een welhaast vanzelfsprekende reden voor een stortvloed aan initiatieven tot het observeren van burgers en tot wettelijke regelingen die deze initiatieven legitimeren. Wie is er immers tegen veiligheid? Maar door die dominante positie in het maatschappelijke en politieke debat krijgt het argument van veiligheid steeds meer onaangename trekjes, zoals heimelijkheid en superioriteit. En dat terwijl veiligheid een warm woord zou moeten zijn in de zin van geborgenheid.

In hetzelfde Nederlands Juristenblad tot slot gloort hoop voor hen die lijden onder een burenruzie. De nieuwe burenrechter gaat deze ruzies in de kiem smoren. Rechters en onderzoekers hebben samen een procedure ontworpen waarmee burenruzies, die zo’n 4000 keer per jaar tot tijdrovende en belastende rechtszaken leiden, in een vroeg stadium opgelost kunnen worden. Burenrechter.nl laat strijdende partijen hun onderlinge conflict via de computer voorleggen aan de rechter, die langskomt en zo nodig knopen doorhakt. Hij zal echter vooral proberen de buren samen een oplossing te laten vinden, zodat de problemen daarna echt uit de wereld zijn. Om burenrechter.nl te testen worden twee pilots gehouden; in de tussentijd wordt er gewerkt aan aanpassing van de wetgeving om dit traject niet meer afhankelijk van de bereidheid van beide partijen te laten zijn.

Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten. Reageren? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer