Ware wijsheid
O, mijn geliefde toehoorders, ik heb het u vaak gezegd, en ik zeg het u nogmaals, wenende. U doet door uw onwil uw ziel geweld aan en u hebt de dood lief. Het is alsof ik uw ziel in uw binnenste hoor zuchten. Uw gemoed spreekt stilzwijgend tegen u en klaagt u aan bij de heilige Schepper.Verwacht u een ander vonnis van uw rechter dan dat wij lezen in Matthéüs 25: „Werp hem uit in de buitenste duisternis?” Bedenk toch dat God u een mensenhart heeft gegeven, opdat u de kortheid van uw leven zou gedenken, opdat u de tijd der bezoeking en de dag der zaligheid in acht zou nemen. Weet zeker dat u het oordeel niet zult ontvlieden indien u op zo’n grote zaligheid geen acht geeft.
Lees en herlees dit met aandacht. Dat God met Zijn vingers het Zelf in uw hart zou schrijven. Ik wens van harte dat het God mocht behagen uw ogen te openen en uw hart in heilige liefde te ontsluiten. Is uw begeerte naar ware wijsheid oprecht, o, word dan niet verlegen om met Job te vragen: Wie zal de wijsheid vinden?
Wat hebben velen van Gods volk echter reden om zichzelf voor God te vernederen en met een heilig berouw, in stof en as, hun zonden met schaamte en droefheid voor de Heere te bekennen. Wie toch zal zijn hand in eigen boezem steken dat hij die niet melaats eruit zal trekken? Eenieder kent toch de plaag van zijn eigen hart?
J. Arxhouck, hofpredikant (Het einde der rechtvaardigen, 1749)