‘Hofpredikant’ ds. Ter Linden: Ik ervaar geen gemis in het geloof
‘Hofpredikant’ ds. Carel A. ter Linden schreef op verzoek van de uitgever een boek over wat het geloof voor hem betekent, gericht aan zijn kinderen. Een persoonlijke God komt in zijn geestelijk testament niet meer voor. „Kon ik nou nog maar geloven dat God daarboven woont.”
Enigszins beduusd is hij, vanwege de aandacht voor zijn jongste boek, ”Wat doe ik hier in godsnaam?” (uitgeverij De Arbeiderspers, Utrecht). Journalisten die hem willen spreken, verwelkomt hij thuis, in zijn studeerkamer, die omlijst is met boeken. Foto’s herinneren aan de doop- en trouwdiensten van Oranjes waarin hij voorging. Zorgzaam knipt hij een schemerlampje aan, zet hij koffie. Aan het einde van het interview stapt hij in de auto om zijn gast langs een lastige wegomlegging te loodsen. Mild maar beslist voert de predikant het woord. Nu en dan staart hij lange tijd uit het raam, in gedachten een antwoord formulerend.
Ook in uw vorige boeken schreef u al niet te kunnen geloven in een persoonlijke God.
„Op de vraag of ik zo concreet mogelijk wilde opschrijven wat het geloof voor mijzelf betekent, heb ik dan ook aangegeven dat ik daarbij zou willen putten uit voorgaande boeken. Wat ik heb beschreven, is sinds langere tijd mijn overtuiging, zij het dat ik wat verder ben opgeschoven in mijn gedachten. Ik hoop van harte dat dit boek door kerkmensen, maar vooral door niet-gelovigen gelezen zal worden.”
U schrijft dat u zich steeds meer ging herkennen in mensen die niet weten of dit bestaan een hogere bedoeling heeft.
„Wij zijn van nature allemaal heidenen die van toeten noch blazen weten. Waarom zijn wij hier? Wij weten het niet. Wij zijn allemaal mensen die moeten ontdekken waar het hier om gaat. Ik ben uiterst geïnspireerd door de antwoorden die het Bijbelse Israël op deze vraag geeft. Dit zijn echter antwoorden uit een andere tijd en cultuur, en daarom zijn ze voor mensen van vandaag niet eenvoudig te begrijpen.”
Maar er is erg veel verloren gegaan in uw poging de niet-gelovige te begrijpen.
„Laat duidelijk zijn: ik wil mij niet zodanig met hem vereenzelvigen dat ik langzamerhand alles kwijtraak. Ik probeer inzichtelijk te maken waarom wij mensen er vaak moeite mee hebben ons gelovig te noemen. Om die poging volkomen oprecht te doen zijn, moet ik alles wat dat geloof lijkt tegen te spreken het woord geven. Dat betekent ook dat het evolutieproces –dat doel noch richting kent– een plaats krijgt. Ik vind dat schokkend, maar ik mag er niet voor weglopen.”
U heeft de Bijbel, in uw woorden, van zijn tijdgebonden uitleg bevrijd en opnieuw verwoord. Een tour de force, die echter meer vragen opwerpt dan beantwoordt.
„De materie is niet eenvoudig, maar deze vragen komen niet pas vandaag op. Het geboorteverhaal van Jezus werd al omstreeks 1890 geduid als niet-historisch, als een diepzinnig verhaal dat de grote betekenis van Jezus illustreerde. Ik preek er echter van harte over. De herberg waarin geen plaats was, is toch prachtig gevonden door Lukas?”
Waarom zou dit verhaal niet echt gebeurd kunnen zijn?
„Een uitleg daarvan zou veel tijd kosten. De geboorte van Jezus als een kind van Godswege is in mijn ogen een ontroerend beeld – maar wel een beeld. Plat zijn Bijbelse geboorteverhalen toch nooit?”
We mogen ons verlaten op God de Almachtige.
„Graag wil ik me op Hem verlaten, maar het woord almachtig vind ik een riskant woord. Als God inderdaad een mens schiep die Hem kan tegenspreken, zijn eigen zin wil doorzetten, gewetenloos is en onbeperkte vrijheid zoekt, riskeerde Hij daarmee heel veel. Het feit dat God een mens schept die bijna god is, maakt dat ik het woord almachtig niet gemakkelijk in de mond neem. Maar ik geloof van harte dat de liefde en trouw van God uiteindelijk oppermachtig zullen blijken.”
De Bijbel spreekt over de zondeval en over de satan.
„Ik begrijp dat de Bijbel in confrontatie met het kwade op een antigod komt. Maar als het om ziekte gaat, zijn we er niet als we zeggen: Satan is de oorzaak. De biochemie heeft een eigen verklaring van ziekte. Ziekte is, schokkend genoeg, met de schepping verweven. Opvallend is tegelijk dat God in de Bijbel aan de kant van de zieke staat, nooit aan de kant van de ziekte.”
Toch is het lijden voor u aanleiding om niet meer in God te geloven.
„Ja, in God als Schepper. Ik keer me dus niet zomaar van God af, maar wel van een bepaalde God. Ik zie geen verbinding tussen de God Die we in de Bijbel leren kennen als een werkelijkheid van liefde, trouw en gerechtigheid enerzijds en God als Schepper anderzijds. Dat de ziekte door God zou zijn ingebakken in de schepping, is voor mij ondenkbaar. Voordat de mens ontstond, 200.000 jaar geleden, bestonden er al ziekte en dood.”
De evolutie is uw uitgangspunt.
„Ik zal er wel aan moeten geloven. Het is ons geraden niet de strijd aan te binden met wetenschappelijke ontdekkingen die zich als betrouwbaar hebben bewezen, maar opnieuw antwoorden te formuleren. Het is zaak dat de theologie niet opnieuw te laat komt, maar de ontwikkelingen bijhoudt.”
Wie is God voor u?
„Een geestelijke werkelijkheid van trouw, liefde, gerechtigheid, barmhartigheid, bevrijding van onrecht, vergeving, verzoening. In alle Bijbelse verhalen komt God zo tot ons. Niet als Persoon –dat is een menselijke voorstelling– maar als appel op de mens. Om Hem na te volgen.”
God moet in mensen belichaamd worden, schrijft u.
„Uiteindelijk komt God niet op uit de mens. Dan zou ik ook niet meer hoeven bidden. Maar ik denk niet dat God iets kan doen buiten de mens om. Dus bidden is voor mij dat ik mij in de goede houding plaats om God te kunnen volgen. God is een krachtcentrale waarmee wij ons in verbinding kunnen stellen.
Uiteindelijk spreken wij dus naar uw mening toch onszelf aan.
„Ja, in aanwezigheid van God.”
Een mens kan weinig beginnen, zonder God.
„Dat klopt. Maar God kan ook niets zonder de mens. Vrede sluiten in Syrië, bijvoorbeeld. Voor mijn gevoel houd ik genoeg over om mij een gelovig mens te noemen. God is mijn meerdere. Ik heb Hem niet bedacht.”
Maar in een Wezen of Geest gelooft u niet meer?
„Niet in een of ander Wezen. Dat is mij te persoonlijk. Wel in God als Geest, als een geestelijke werkelijkheid. Kon ik nou nog maar denken dat God daarboven woont. Dat is veel overzichtelijker. Maar het is niet zo simplistisch.”
Heeft u het gevoel dat u iets verloren bent?
„Ik ervaar geen gemis, al kan ik soms een beetje terugverlangen naar de tijd dat ik als klein jongetje bad: „Heere, houd ook deze nacht, over Careltje de wacht.” Er is niet een Wezen dat over ons waakt. Dan waakt Hij toch wel slecht hoor. Wij moeten over elkaar waken; dat is de enige manier waarop God het kan, de enige manier waarop die geestelijke werkelijkheid belichaamd wordt.”
Dat deze geestelijke werkelijkheid zichzelf niet kent maar alleen door de mens gekend kan worden, noemt u in uw boek „een ijselijke gedachte.” Waarom?
„Omdat er zo verdraaid veel op de schouders van mensen terechtkomt.”
Er was een tijd dat u hierover anders dacht.
„Vroeger geloofde ik in de schepping. Ik zag God als een van mensen onafhankelijk Wezen. Een God die weliswaar niet ingrijpt, maar daar dan kennelijk een bedoeling mee heeft. Ook geloofde ik in een leven na de dood, want, dacht ik, dan zal ik eindelijk God zien. Ik heb die verwachting al in de loop van mijn predikantschap losgelaten. Ik wil benadrukken dat ik niemand iets wil afnemen. Om te beginnen heb ik hiermee mijzelf iets afgenomen. Want wat zou ik mijn lieve vrouw graag terugzien.”
Heeft u ooit ervaren dat God tot u sprak?
„Ja, maar alleen doordat mensen mij een richting wezen. En, jazeker, door Bijbelse verhalen. Ik werd voortdurend geraakt door de dominee uit mijn jeugd. Een eminent man die de verhalen zo tot leven bracht dat ze mij diep raakten en ik als een ander mens de kerk uitging, omdat ik mijn eigen weg weer voor mij zag. U merkt wel: ik wil vermijden de indruk te wekken dat God mij regelrecht aansprak.”
Er zijn getuigenissen bekend van moslims aan wie Jezus Zich openbaarde in een visioen.
„In alle bescheidenheid: ik kan me dat niet goed voorstellen. Ik ken alleen het spreken van God door mensen heen.”
Voelt u zich verwant met Kuitert?
„Ja, zeker ja. Maar voordat je het weet, delen mensen je dan in bij niet-gelovigen, terwijl… tja. Een geloof, een visioen ontstaat nu eenmaal niet in de hemel, maar op aarde.”
U bent predikant in de Protestantse Kerk, een kerk die belijdend wil zijn. Wat betekent dit voor uw staan daarin?
„Hoewel ik mijzelf nooit beschouwd heb als een vrijzinnig predikant, zal men mij in de kerk vermoedelijk zo noemen. De vraag is: fantaseren wij dominees er met onze denkbeelden maar wat op los, of proberen we de Bijbel goed te verstaan? Daarbij komt: de theologie moet altijd een eigen ruimte bewaren ten opzichte van het belijden van de kerk. Anders zou er immers nooit voortgang in zowel het verstaan van de Bijbel als in dat belijden zijn. De ruimte die de theologie nodig heeft, wordt in de katholieke kerk door een destijds verstaanbare, maar inmiddels gestolde leer ingenomen en ingeperkt. Dit is waarin de kerk gevangenzit.”
Carel ter Linden
Carel Anton ter Linden (Amersfoort, 1933) studeerde rechten en theologie, was enkele jaren legerpredikant en stond vervolgens in de hervormde gemeenten van Hoogvliet en Oegstgeest. Van 1983 tot aan zijn emeritaat in 1999 was hij verbonden aan de Kloosterkerk in Den Haag. In deze tijd leerde hij de koninklijke familie kennen, waarmee hij een goede band kreeg. De predikant zegende de huwelijken in van de kinderen van prinses Beatrix en prins Claus. Daarnaast ging hij voor in verschillende doopdiensten van Oranjes en leidde hij de uitvaartdiensten van prins Claus en prins Bernhard.
De koning zal het volk dienen (De Waarheidsvriend, 21 april 2005)
Hofprediker niet orthodox-gereformeerd (Reformatorisch Dagblad, 12 april 2005)
Pendelen tussen geloof en twijfel, Ds. Carel ter Linden is oecumenisch maar ook vrijzinnig (Reformatorisch Dagblad, 2 februari 2002)
“Religie is voor haar meer dan ritueel en plichtpleging” (Reformatorisch Dagblad, 29 april 2010)
Een kostelijke brief voor collega Carel ter Linden (Reformatorisch Dagblad, 5 april 2006)
Ds. Ter Linden bekende van koninklijke familie (Reformatorisch Dagblad, 11 december 2004)
Uitvaartdienst prins Bernhard in teken van advent (Reformatorisch Dagblad, 11 december 2004)
Ds. Ter Linden geeft Amalia gedichtje (Reformatorisch Dagblad, 4 december 2004)
“Ds. Ter Linden komt niet aan exegese toe” (Reformatorisch Dagblad, 14 juni 2004)
Ds. Ter Linden schrijft boek voor prinses Amalia (Reformatorisch Dagblad, 26 mei 2004)
Friso en Mabel trouwen in Delft (Reformatorisch Dagblad, 12 december 2003)
Eloise gedoopt in kapel van Het Loo (Reformatorisch Dagblad, 16 december 2002)
Ds. Ter Linden leidt uitvaart prins Claus (Reformatorisch Dagblad, 8 oktober 2002)
Ds. Ter Linden bevestigt huwelijk prins en Máxima (Reformatorisch Dagblad, 21 november 2001)
Prins Willem-Alexander heeft belijdenis gedaan (Reformatorisch Dagblad, 24 maart 1997)