Tot vijftien maanden cel geëist tegen ’koningskoppel’
Advocaat-generaal M. van der Horst heeft dinsdag bij het hof in Den Haag celstraffen van twaalf en vijftien maanden, waarvan vier en vijf maanden voorwaardelijk, geëist tegen de voormalig chef van de Criminele Inlichtingendienst (CID) Kennemerland en zijn toenmalige rechterhand.
Volgens het openbaar ministerie (OM) hebben K. Langendoen en J. van Vondel in 1995 bij de parlementaire enquêtecommissie-Van Traa onder ede gelogen over betalingen aan politie-informant P.R.
De eis tegen Van Vondel valt hoger uit, omdat hij volgens Van der Horst R. ook heeft bedreigd. De rechtbank veroordeelde het ’koningskoppel’ eerder tot celstraffen van vier en zes maanden.
De commissie-Van Traa, die onderzoek deed naar de opsporingsmethoden van politie en justitie, deed in februari 1996 aangifte van meineed tegen Langendoen en Van Vondel.
De Sapman had achter gesloten deuren bij de commissie verklaard dat hij grote sommen geld van de CID-ers had ontvangen. Langendoen en Van Vondel ontkenden dat. Wel gaf Van Vondel toe dat hij na zijn vertrek bij de politie een grote bedrag aan R. had gegeven.
Dat geld was afkomstig van IRT-informant Kris J. R. was in de problemen gekomen en dreigde informatie naar buiten te brengen over de Delta-methode, waarbij de politie drugs doorliet om informanten in criminele organisaties te laten groeien. Om dit gevaar af te wenden, gaf J. via Van Vondel geld aan de Sapman.
Tijdens het hoger beroep werd bekend dat R. de commissie-Van Traa nooit toestemming heeft gegeven om zijn verklaring te gebruiken. De commissie brak de belofte aan R. dat zijn verklaring geheim zou blijven door zijn getuigenis in de aangifte tegen het koningskoppel op te nemen. Toch heeft dat volgens het OM geen gevolgen voor het proces tegen Langendoen en Van Vondel.
De raadslieden van de twee verdachten menen echter dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de beloftebreuk. Advocaat G. Spong ziet wel vergaande politieke consequenties als het OM niet-ontvankelijk wordt verklaard als gevolg van de handelswijze van de commissie-Van Traa.
Maar daar moeten de rechters zich volgens hem niets van aantrekken. „Daar mogen we in deze rechtszaal niet voor wijken”, stelt de raadsman.