Christiaan Huygens: groot geleerde en uitvinder tegelijk
Tot voor kort bestond hij alleen op papier: de buisloze kijker van Christiaan Huygens. Nu staat hij in Museum Boerhaave in Leiden, tussen een handvol andere uitvindingen die het werk van de zeventiende-eeuwse geleerde voor breed publiek toegankelijk moeten maken.
De ene lens staat op een statief laag bij de grond. De andere, een paar meter verderop, torent er hoog bovenuit. De lange buis die beide lenzen van een telescoop normaal gesproken verbindt, ontbreekt. Toch is het miezerige nepplaneetje dat in de verste hoek van de zaal hangt door de lens duidelijk te zien.
Huygens ontwerpt zijn kijker op het moment dat telescopen steeds groter worden en de dunne buizen haast onder hun eigen gewicht bezwijken. Conservator Tiemen Cocquyt heeft hem onlangs nagebouwd voor de tentoonstelling ”Vindingrijk”, die tot eind oktober in het museum te zien is. „Dat wilde ik al jaren doen en nu kreeg ik die kans. En dat onder werktijd!”
Gelukkig voor Cocquyt heeft Huygens zijn vindingen altijd gedetailleerd in woord en beeld vastgelegd. „Veel van zijn manuscripten zijn bewaard en ook al stuitte ik bij de bouw op de nodige problemen, toch vond ik in zijn geschriften altijd weer opnieuw een uitweg.”
Een week voor de opening van de tentoonstelling verandert de droom uiteindelijk toch nog in een nachtmerrie. „De telescoop zou 6 meter lang worden, maar de aangeschafte lens was zo onnauwkeurig dat hij pas op 8 meter een scherp beeld gaf. De kijker paste dus niet in de zaal. Dat was nog een hele worsteling.”
De buisloze kijker is niet de enige uitvinding van Huygens die door medewerkers van het museum is nagemaakt. „We hebben hier een vaardige restauratieafdeling die alle kennis in huis heeft om met de aantekeningen en bouwtekeningen van Huygens aan de slag te gaan. Daar ben ik best trots op.”
Cocquyt zelf is minder handig in houtbewerking, maar weet weer alles van lenzen. Behalve de sterrenkijker bouwde hij aan de toverlantaarn, een vroege voorloper van de diaprojector en de beamer. Bij deze uitvinding spelen lenzen eveneens een sleutelrol. Door een slimme bundeling van licht projecteert een toverlantaarn een plaatje (dat je als een soort dia in het apparaat schuift) in het groot en op zijn kop op de wand.
Ook ditmaal blijven de moeilijkheden niet uit. De conservator stelt zich tot doel dat kinderen met uitwisbare stift zelf een ‘dia’ kunnen tekenen, in de lantaarn schuiven en op een donkere wand projecteren. „Die plaat mag dus niet te klein zijn. Uiteindelijk heb ik de oplossing in Huygens’ aantekeningen gevonden. Hij liep daar dus zelf ook tegenaan.”
Huygens bekendste werk, de slingerklok, mag in Leiden natuurlijk niet ontbreken. Zonder aarzeling wijst Cocquyt deze uitvinding aan als de belangrijkste. Voor die tijd zijn er ook klokken, maar die lopen per dag zomaar een kwartier verkeerd. „De slingerklok zegt het meest over hem. Op een voor de zeventiende eeuw unieke wijze weet hij theorie en praktijk te combineren. Eerst bedenkt hij het wiskundig principe, dan pas gaat hij aan het werk. Loopt hij tegen problemen aan, dan vindt hij nieuwe wiskunde uit om verder te komen.”
Minstens zo tekenend voor de praktische Huygens is de twintig jaar lange –vergeefse– zoektocht die hij vervolgens aflegt naar een nauwkeurige klok voor op zee. „Dat is in die dagen een nijpend militair vraagstuk. Voor precieze plaatsbepaling op zee is een goede klok immers onontbeerlijk.”
De conservator wil met de tentoonstelling de hele Christiaan Huygens recht doen. „Als je hem enkel ziet als de uitvinder van de slingerklok en de ontdekker van de maan en ring van Saturnus, doe je hem onrecht. Hij werkte ook aan een goede koetsvering, dacht na over buitenaards leven.”
Zelfs op muzikaal gebied heeft de geleerde het ver geschopt. „Ik wilde daar graag aandacht aan geven, omdat het zo goed zijn veelzijdigheid aangeeft. Maar dat kwam de toegankelijkheid van de tentoonstelling niet ten goede.”
Dat brengt meteen bij het volgende punt. Is deze doe-tentoonstelling voor Museum Boerhaave geen vreemde eend in de bijt? „Er zijn vast mensen die zeggen dat we plat op de buik gaan om meer bezoekers te krijgen, omdat deze opstelling afwijkt van de traditionele. Maar dat heeft ook te maken met de doelgroep, kinderen van 6 tot 12 jaar.”
Daar komt bij dat Boerhaave in dit Huygensjaar, waarin musea veel aandacht schenken aan cultuur en diplomatie, een andere kant van de familie wil belichten. „Vandaar de keuze voor twaalf spellen die Christiaans uitvindingen presenteren.”
Verderop in het museum kunnen bezoekers de echte klokken en sterrenkijkers bewonderen.
In al de maanden dat Cocquyt met zijn team knutselde, zaagde en aantekeningen doorvlooide, is zijn bewondering voor de geleerde alleen maar toegenomen. „In mijn optiek is hij een echte homo universalis, net als Leonardo da Vinci. Zelfs zijn tekentalent sluit daar bij aan. Wel leeft hij in een heel andere tijd, met veel respect voor de klassieken. Niet voor niets noemde vader Constantijn hem ”mijn kleine Archimedes”.”
Lenzen slijpen op zolder
Christiaan Huygens (1629-1695) groeit als zoon van diplomaat Constantijn Huygens op in een omgeving waar niet op een paar centen wordt gekeken en met volop intellectuele uitdaging. De ideale omstandigheden voor iemand die van jongs af aan bezig is met wetenschap en techniek. Samen met zijn broer slijpt hij op zolder lenzen voor zijn telescoop van het beste glas dat in Europa te vinden is. Daarmee ziet hij niet alleen dat de vreemde ‘oren’ die Galileo Galilei met zijn primitieve kijker rond Saturnus zag in werkelijkheid een ring om de planeet is, maar ontdekt hij ook de grootste maan van de planeet, Titan. Zijn bekendste uitvinding is de slingerklok.