Steeds minder Nederlanders kunnen ’s zomers afkoelen in een openluchtzwembad. Er zijn er nog maar 220, tegen 330 eind jaren 1980. De oorzaak: gemeenten moeten snijden in de uitgaven en zijn gefuseerd.

„Doordat gemeenten moeten bezuinigen, krijgen deze zwembaden minder of geen subsidie”, legt een woordvoerster van Nationaal Platform Zwembaden (NPZ) uit. „Doordat gemeenten bij elkaar zijn gevoegd, kwamen er te veel buitenzwembaden in één regio. Dus sloten er een aantal”, vult een woordvoerster van RECRON, de Vereniging van Recreatieondernemers Nederland, aan.

De openluchtzwembaden zijn kostbaar om ze open te houden, aangezien ze in een paar maanden tijd de jaaromzet moeten draaien. Bovendien dalen de bezoekersaantallen, blijkt uit cijfers van het CBS. Tegenwoordig ziet een bad zonder dak jaarlijks 43.000 mensen de toegangspoortjes passeren, terwijl dat in bijvoorbeeld 2003 er nog 52.000 waren.

Daartegenover staat dat er in de afgelopen 25 jaar wat meer overdekte zwembaden bij zijn gekomen in Nederland. Er zijn er tegenwoordig zo’n 340, tegen 280 in het einde van de jaren 80. In een onderzoek van RECRON uit 2012 staat wel dat 12 procent van alle zwembaden bedreigd wordt met sluiting. Bovendien zijn veel zwembaden in de jaren ’70 gebouwd. De laatste jaren worden er nauwelijks nieuwe zwembaden aangelegd. „Tussen nu en 2030 zijn er dus zeker nieuwe zwembaden nodig ter vervanging van oude zwembaden”, staat in het onderzoek.

Het bezoek aan zwembaden in het algemeen is volgens RECRON overigens niet gedaald. Maar waar andere sportgelegenheden juist meer mensen verwelkomen, gebeurt dat in zwembaden niet.