Op Taksim schreeuwt vooral het oude Turkije
Rellen in het hart van Istanbul vertellen op het eerste gezicht het verhaal van secularisme tegenover islamisme. Maar dat is niet het hele plaatje. De onrust vertelt ook het verhaal van een land in transitie, waar oude machthebbers plotseling met lege handen staan. En waar mensen uit de provincie zomaar dronken kunnen worden van de pasverworven macht.
Een biertje? Kun je overal krijgen. Westerse mode? Kijk maar in de winkels, of anders naar de jongeren op het plein. Welkom op Taksim. Welkom in het hart van seculier Turkije, de plaats waar de islam de tweede viool moet spelen.
Toegegeven, één moskee staat er op het Taksimplein. Een kleintje. De muren zijn beklad. ”Katil AKP”, staat erop. Ofwel: de AK-partij van de Turkse premier Erdogan is een moordenaar, een ”katil”.
Die leus is trouwens overal op het plein te lezen. Op vernielde dranghekken van de politie, op houten schotten die zijn gebruikt om barricaden op te werpen en op uitgebrande autowrakken. De partij van Erdogan, en hijzelf, wordt uitgemaakt voor allerlei smerigheid.
Gezoend
In eerste instantie lijkt glashelder waarom: vanwege de islam. Erdogan en zijn getrouwen willen hun op de Koran gebaseerde overtuigingen aan iedereen opleggen, zo lijkt het. Kijk maar naar de feiten: de premier vindt dat de drankverkoop aan banden moet worden gelegd, dat er op straat minder gezoend moet worden, dat er een nieuwe en grotere moskee op het Taksimplein moet komen.
Allemaal zaken die prima in een islamitisch programma passen. Zelfs de legerbarakken in Ottomaanse stijl die Erdogan aan de rand van het plein wil bouwen, doen vermoeden dat er iets achter zit. Nu komen er eindelijk soldaten die, net als destijds in de Ottomaanse gloriedagen, wél gelovig zijn.
Bovendien is op het Taksimplein duidelijk wie de protesterende jongeren zijn: seculiere, uiterst modern geklede Turken. De meiden lopen in spaghettihemdjes; vrouwen met een hoofddoek zijn een zeldzaamheid onder de relschoppers.
Zo zijn alle feiten te interpreteren als een strijd tussen meer of minder islam, net zoals in sommige Arabische landen (zie kader: Geen Turkse lente).
Wie doet ermee?
Maar is daarmee alles gezegd? Natúúrlijk gaan deze rellen ook over de islam. Maar als dat het enige is, waarom hoor je op Taksim dan niemand over de nieuwe moskee die daar moet komen? Het kleintje dat er nu staat is weliswaar beklad, maar dat geldt voor ongeveer alles op en aan het plein. Deze rellen gaan volgens de relschoppers zelf over meer, en dat meer laat zich wellicht het beste samenvatten in de vraag: wie doet er hier mee en wie niet?
Nog geen vijftien jaar geleden was dat glashelder. Wie er in Turkije bij hoorde, was etnisch Turk –dus geen Koerd of Griek–, had een soennitische achtergrond –dus geen christen of aleviet–, was bovendien seculier –dus ging niet naar de moskee en droeg al helemaal geen hoofddoek– en kwam, als elite, bij voorkeur uit de stad. Ze waren, kortom, in alles navolger van de vader van alle Turken: Mustafa Kemal Atatürk, de man die Turkije in de jaren twintig omvormde tot westers land. Zijn erfenis is, door toedoen van deze kemalisten, overal in Turkije nog springlevend.
„Tot 1989 had je alleen staatsmedia in Turkije”, zegt Celil Sagir van Zaman, met stip de grootste krant in het land. „Dat is gelukkig veranderd.” Hij leidt zijn bezoek rond in het ruime pand van de krant in Istanbul en wijst op de journalisten achter de glazen wanden. Vrouwen met en zonder hoofddoek zijn achter computerschermen bezig met verhalen. „Wij schrijven ook over minderheden, júist over minderheden.”
De vooraanstaande positie van de krant Zaman, met veel aandacht voor religie en met de redactie op een prominente plaats in Istanbul, was in het oude Turkije ondenkbaar. Iedere keer wanneer religie een te grote rol dreigde te gaan spelen, greep het leger als waakhond van de seculiere staat in. De terugkerende coups door militairen hoorden bij Turkije zoals de wisseling van de seizoenen.
Turkse waarden
Maar die voorspelbaarheid is veranderd sinds het aantreden van premier Erdogan in 2002. De achterliggende jaren vond in Turkije niets minder plaats dan een stille revolutie. De elite van vroeger; seculier, westers, modern en stedelijk, moest de achterliggende tijd steeds meer plaatsmaken voor een nieuwe groep bestuurders. Die mensen hebben hun wortels veelal op het platteland. Daar zijn de mensen gelovig, traditioneel, gericht op de oude Turkse waarden. Premier Erdogan is daar zelf het voorbeeld van.
In een eerste migratiegolf kwamen deze Turken aan de randen van de grote steden in het westen te wonen. In een tweede golf, die nog steeds bezig is, migreerden zij naar de centra van de steden. Ondernemers van het platteland, vaak gehaaide handelaren, zagen hun kapitaal snel toenemen. „Groen geld”, noemden de kemalisten dat verachtelijk, verwijzend naar de kleur van de islam.
Het positieve van die snelle veranderingen is op z’n minst dat er meer ruimte kwam voor democratie. Ook daarvan is premier Erdogan het voorbeeld: hij werd bij de laatste verkiezingen door de helft van de Turken gekozen – een enorm percentage.
Generaals
Het is per se niet dat soort democratische veranderingen dat voor frustraties zorgt. Gek genoeg worden die fricties eerder veroorzaakt door de dingen die wél hetzelfde bleven: de mechanismen achter de schermen.
Zo is er het autoritaire optreden van premier Erdogan. „Ik denk dat het succes hem naar het hoofd is gestegen en dat hij nu de handen vrij denkt te hebben voor een islamistisch programma”, zegt Turkijekenner Gerrit Steunebrink van de Radboud Universiteit in Nijmegen. „Door anderen in de hoek te zetten, laat hij zich van zijn zwakste kant zien.”
Waren het vroeger de generaals die bepaalden wie mee mocht doen en wie niet; de nieuwe machthebbers à la Erdogan bepalen dat ook graag. En zij besloten dat de kopstukken van het leger nu zélf degenen zijn die niet meer mogen meedoen. De laatste tien jaar werden honderden generaals en andere officieren opgepakt. De complete legertop werd vernieuwd met precies dezelfde middelen waarvan het oude regime zich bediende.
Nog zo’n constante is de corruptie. Die is nog steeds niet weg, hoewel corruptie niet bepaald islamitisch is. „Was ik een Turkse moslim, dan zou ik zeggen: Ik wil juist meer islam”, zegt Steunebrink. „Ik zou zeggen: Erdogan, doe wat aan die enorme corruptie. Dat mag toch helemaal niet van de islam?”
Status aparte
Een derde factor die gebleven is: de Turkse moeite met minderheden. Vroeger gold die moeite vooral gelovigen; gelovige moslims net zozeer als gelovige christenen. Nu horen christenen er officieel bij, en de AK-partij heeft moeite gedaan om discriminatieproblemen op te lossen, maar in de praktijk lopen zij geregeld tegen moeilijkheden aan die nog altijd hun status aparte bevestigen.
Datzelfde geldt voor de alevieten in het land. „Daarop roepen we de regering in onze krant op om oog te hebben voor minderheden”, zegt Celil Sagir van dagblad Zaman. „Er is nu eenmaal nauwelijks oppositie, dus is het extra belangrijk dat de AK-partij rekening houdt met anderen.”
Ook Steunebrink pleit voor dergelijke oplossingen. „Ik hoop op een soort sociaal contract in Turkije”, zegt hij. „Een situatie waarin er meer ruimte komt voor verschil; waarin men beseft dat iedereen alles verliest als men elkaar het mes op de keel zet.”
De oude structuren blijken echter taai. Meer oppositie, meer democratie: het ligt voor de hand – net als een gematigde toon. Maar Erdogan maakt daar nog niet zo’n haast mee. „Sorry, ik ben Tayyip Erdogan en ik blijf Tayyip Erdogan”, zei hij deze week in het parlement. Zijn partijgenoten reageerden met gejuich; zijn tegenstanders op Taksim met geschreeuw en nieuwe rellen. De stille revolutie van Turkije is alsnog luidruchtig geworden.
„Erdogan is autoritair, maar vroeger was het veel erger”
Hij was een goede vriend van de in 2007 vermoorde Turks-Armeense journalist Hrant Dink. Voor journalist Markar Esayan, zelf Armeens-orthodox, is die moord een keerpunt geworden. Ondanks de rellen ziet hij Turkije sindsdien alleen maar ten positieve veranderen, zegt hij in een restaurant op een steenworp afstand van het Taksimplein.
Erdogan lijkt op zijn manier net zo autoritair als de vorige, seculiere machthebbers.
„Dat zou onrechtvaardig zijn om te beweren. Er zijn veel verschillen. Erdogan is geen dictator. Daarom zullen deze protesten nooit de regering omver kunnen werpen. Wél vind ik dat de AK-partij de plannen met het Taksimplein niet zomaar moet doorvoeren. Dit is gewoon fout beleid. Bovendien spreekt de premier helaas niet op een sympathieke en empathische manier. Voor de vroegere kemalistische elite is dit de druppel. Zij kunnen het niet hebben dat de macht naar de islamitische en liberale bourgeois verschuift.”
Zijn minderheden veilig onder premier Erdogan?
„De premier heeft best oog voor minderheden, maar niet voor iedereen. Dat er nationalistische resten zijn die demonstreren, moet hij beter tot zich door laten dringen. De gevoelens van de 30 procent die het oude systeem terug wil, heeft hij niet begrepen.”
Armeniërs hebben een bloedige geschiedenis in Turkije. Bent u bang voor verdere islamisering?
„Absoluut niet. De AK-partij heeft geen geheime agenda, omdat de achterban die ook niet heeft. Radicale groepen vormen misschien 3 procent van de samenleving. Zij kunnen de regering niet beïnvloeden. De AK-partij is een partij van het centrum en wil geen radicalisering. Aan de andere kant wil de partij wél gelijke rechten voor moslims, want die waren er lange tijd niet. In het uitvoeren van die agenda is Erdogan soms wat te autoritair.”
Als christelijke journalist steunt u Erdogan; u schrijft zelfs onder meer voor een islamitische krant.
„De westerse wereld begrijpt niet hoe dat kan. Dat komt omdat het Westen door een islamofobische bril naar ons kijkt. In hun ogen waren de kemalisten westers, terwijl zij juist minderheden onderdrukten. Tot de jaren zestig was 10 procent van de bevolking hier christen. Zij zijn het land uitgewerkt vanwege hun geloof. Iedereen moest passen in de seculiere mal waarin alleen plaats was voor een culturele islam. Gelukkig is dat aan het veranderen.”
Geen Turkse lente
Al direct na de eerste rellen op het Taksimplein kwamen de vergelijkingen los: Turkije is, net als sinds 2011 zo veel Arabische naties, het volgende land waar de Arabische lente gaat waaien. Die vergelijking lijkt logisch, omdat de protesten op Taksim en hoe daarop gereageerd wordt uiterlijk veel lijken op bijvoorbeeld de betogingen van 2011 op het Tahrirplein in Caïro.
Toch is die gelijkenis alleen oppervlakkig. In de Arabische landen verzetten de volksmassa’s zich tegen een autocratische, seculiere leider die weinig ruimte bood voor de islam. In het proces van democratie dat daarop volgde, koos de bevolking zonder uitzondering voor meer islam. Radicale partijen wonnen glansrijk, zoals de moslimbroederschap in Egypte.
In Turkije is dit proces van islamisering al veel eerder en stiller ingezet. Met de komst van premier Erdogan in 2002 werd op een democratische manier al meer ruimte gegeven aan de islam; een ruimte die nog steeds groter wordt. Het verzet dat nu openbaar komt, is onder meer daartegen gericht en wil juist meer secularisme terug.
Wie de opstanden louter door de bril van meer of minder islam wil zien –een bril die sowieso een beperkt zicht biedt–, moet zich dus realiseren dat Turkije in dat opzicht een stap verder is dan diverse Arabische landen in de regio.