Ssst…
We moeten er maar niet te veel over spreken, adviseren we elkaar stilzwijgend. Want alles wat je aandacht geeft wordt groot. Dan kun je het niet meer negeren, dus moet je er iets mee. Om dat te voorkomen verzwijgen we het. We doen gewoon alsof het er niet is. Op straat, in de trein en op het werk. We leven alsof er niets aan de hand is. Ook ik maak me hier dagelijks schuldig aan. Ons negeren van ”dat ene” is een overlevingsstrategie met eeuwige gevolgen.
Achter de schermen van onze christelijke wereld gaan we anders met ”dat ene” om. Binnen onze eigen gebouwen en gesloten ruimten spreken we er geregeld over. Met beeldende woorden en krachtige terminologie. Menigeen lag er nachten van wakker. Als kind, tiener of hoogbejaarde. Zeker wanneer het onweerde. Stel je voor dat dit die beslissende nacht zou zijn, dan was het wellicht eeuwig te laat.
Predikanten, jeugdwerkers en leerkrachten kunnen er met toewijding voor waarschuwen. Door ontvangen genade gedrongen. Vanuit het hart. Wij liggen er regelmatig van wakker. De vraag ”of ik het wel dringend genoeg gezegd heb”, weegt zwaar op de ziel. Het is nogal een verantwoordelijkheid die je van Hogerhand kreeg opgelegd, die mag je niet verkwanselen. Zo buigen wij het hoofd en nemen ons voor om een volgende keer de diepte en reikwijdte nog eerlijker te schilderen. Niet alleen de diepte, maar ook de tegenovergestelde genadige uitweg door het bloed van Jezus Christus. Vervolgens geeft ook dat weer de nodige overwegingen. Want hoe rijk mag je het Evangelie van vrije genade verkondigen? Goddank wijzen de Dordtse vaderen ons daarin de weg.
Ten opzichte van de buitenwacht voelen we de spanning rond ”dat ene” echter nauwelijks. Of we verhullen het, faalangstig. Met de buurman snoeien we de heg. In samenwerking met een collega bouwen we aan een project. Bij de zwemclub spreken we vrolijk met de badjuffrouw. Maar ”dat ene”, dat verzwijgen we. Soms sussen we ons gemoed met de woorden van Augustinus: „Laat het maar zien met je daden, dat zegt meer dan met woorden.” Op zichzelf is dat waar natuurlijk, maar of we daar de dringende eeuwige werkelijkheid recht mee doen betwijfel ik.
Bijna 400 woorden lang kon ik het onderwerp van deze column verzwijgen. Nu moet ik het toch opschrijven, omdat de liefde van Christus mij dringt. Ik bedoel de werkelijkheid van de hel. De eeuwige verdoemenis nadert voor miljoenen wereldbewoners. En wij zwijgen het dood.