Psalm 129: een lijdend volk en een lijdende Borg
Psalm 129 spreekt over het lijden van Israël als natie, maar is ook voluit profetie van het lijden van Christus als Borg en de verdrukking van Gods Kerk in deze wereld, schrijft ds. D. W. Tuinier.
De inzet van Psalm 129 is direct al aangrijpend. Wat heeft Israël onder het oude verbond al niet meegemaakt. Een gelukkige, onbezorgde jeugd heeft het niet gehad. Denk alleen maar aan de slavernij in Egypte. De vijandschap van Amalek. „Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd aan, zegge nu Israël.” Het wordt nog eens herhaald om het te benadrukken.
De hele geschiedenis gaat dat maar door. Het is een aaneenschakeling van zorg, nood en benauwdheid. Denk aan de concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de altijd terugkerende tegenstand en vijandschap tegen de ”beminden om der vaderen wil”, tot op de dag van vandaag.
De christen-Jood Da Costa schreef: „Hierin draagt het volk het teken van haar grote Koning, de Messias. Lijden is door de eeuwen heen het kenmerk van Israël geweest.” En dan zijn we direct bij de kern: christenen zijn kruisdragers.
Er is echter een grens aan de verdrukking: „Evenwel hebben zij mij niet overmocht” (vers 2b). Voor de Borg en Zaligmaker was er geen grens. Hij heeft het lijden ten volle volbracht, heel Zijn leven, van Zijn jeugd af aan en ten volle aan het kruis op Golgotha. Daar riep Hij uit: „Het is volbracht.” De lijdensbeker, gevuld met de toorn van God op de zonde, heeft Hij tot de laatste druppel leeggedronken.
Psalm 129 is daarom voluit profetie. De lijdende Borg staat centraal. Hij klaagde: „Ploegers hebben op mijn rug geploegd, zij hebben hun voren lang getogen” (vers 3). De dood heeft echter niet het laatste woord. Ook in dit pelgrimslied is er uitkomst, hoop en leven van de Verbondsjehova, Die in Jezus Christus aan Zijn Sion gedenkt.
Al is de strijd zwaar, de beproevingen veel en al gaat het door de diepten van het lijden heen, God zal over Zijn Sion waken en zal Zich over haar vijand wreken. We zingen het in deze psalm. Het ploegen houdt een keer op.
Bovendien: op het ploegen volgt de zaaiing en oogst. Zo ligt ook de weg van Sions Koning in deze psalm verklaard. De strijd is niet tevergeefs. Hij zal niet voor altijd zijn. Christus is overwinnaar in de strijd. En geeft Zijn volk de zegen.
Er is verwachting. Daarvan wordt gesproken in de tweede helft van de psalm. De rijke pinksterzegen, van de Verbondsjehova in het offer van Christus, de verheerlijkte en verhoogde Middelaar, wordt gebeden, toegewenst en geschonken, door het toepassende werk van de Pinkstergeest. Allen die Sion haten vergaan. Want wie Gods volk aanraakt, raakt Gods oogappel aan. Het leven van de goddelozen loopt uit op een misoogst. Het leven zonder God en hoop gaat voorbij.
Maar voor Sion, Gods Kerk in de verdrukking, is er verwachting. God heeft Zijn volk geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst. Reden te meer dat deze 129e Psalm niet onbekend mag blijven.
Ik zou zeggen: zing deze psalm, in de zeven lijdensweken, daarvoor en daarna. Want de inhoud is het waard: er is hoop en verwachting voor een in zichzelf hopeloos volk, voor Israël als natie maar ook voor het geestelijk Israël. Om zo persoonlijk, door Gods Geest, te leren van verdrukking, verlossing en van verwachting. In Jezus Christus.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Aagtekerke. Dit artikel is een gedeelte van zijn bijdrage op het symposium over onbekende psalmen zaterdag in Tholen.