Recht doen aan de historicus A. Th. van Deursen
Het blijft een prachtige definitie: recht doen aan gestorvenen. Dát is de taak van geschiedschrijvers volgens de in 2011 overleden historicus Arie Theodorus van Deursen. Vrijdagmiddag was een VU-symposium gewijd aan zijn oeuvre.
Hij schaakte ontzettend graag („een houtje schuiven”), had voor honderden euro’s aan schaakboeken, en las die in het Russisch. Op zijn bureau stond een kleine tv, waarop hij de Tour de France en de rondes van Italië en Spanje kon volgen. Hij hield van Franse chansons en Engelse romans. Maak een praatje met dr. Joke Roelevink („de enige echte leerling van A. Th. van Deursen”) en je komt allerlei aardige anekdotes te weten over de in 2011 overleden historicus. Roelevink was jarenlang assistent van Van Deursen. Vrijdagmiddag sprak ze op een symposium over diens werk.
Recht doen aan gestorven medemensen, dat zag Van Deursen als taak van geschiedschrijvers. „We richten ons op onze medemensen, die we naar het evangelisch gebod zullen liefhebben als onszelf. (…) Hen liefhebben betekent: belangstelling tonen voor hun doen en laten, hen leren kennen, recht doen aan hun nagedachtenis.” Het mag een historisch moment heten nu we de geschiedvisie van de meester op hemzelf mogen toepassen: recht doen aan de overleden historicus en diens nalatenschap. Vrijdagmiddag was daarvoor gelegenheid in een zaaltje op de dertiende verdieping van de Vrije Universiteit.
Afslag gemist
Arie Theodorus van Deursen (1931-2011) is wel de „vader van de moderne Nederlandse cultuurgeschiedenis” genoemd. Je kunt hem gerust beschouwen als „een van de grootste historici die Nederland gekend heeft”, zegt prof. Fred van Lieburg bij de introductie. Van Deursen staat bekend om zijn bijna volmaakte stijl, zijn onnavolgbare ironie, zijn enorme kennis van de bronnen. Boeken als ”Bavianen en slijkgeuzen” en ”Het kopergeld van de gouden eeuw” zijn uitgegroeid tot klassiekers en hebben hun weg gevonden naar een breed publiek. Zijn bijdrage aan de bestuursgeschiedenis behoort tot het „allerbeste wat ooit in Nederland op dit gebied is verschenen” (Pieter Wagenaar, VU).
Maar het is niet de bedoeling om uitsluitend waardering uit te spreken. „Van Deursen kon heel kritisch zijn, daarom mogen wij ook wel wat kritische tonen aanslaan”, aldus Van Lieburg. Zo betoogt dr. Joris van Eijnatten, hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, dat Van Deursens wetenschappelijke benadering „al decennia geleden passé” is, en bovendien „van weinig nut voor de samenleving.” Van Deursen deed geen moeite om zich te verdiepen in het denken over cultuur vanaf de jaren zestig, aldus de Utrechtse hoogleraar. Daardoor miste hij de zogeheten „cultural turn”: een brede stroming in de geesteswetenschappen die vooral na 1980 opgeld deed. Het is een beweging die cultuur opvat als een „geheel van gedeelde betekenissen”, als een constructie die te maken heeft met identiteit en etniciteit, gender en macht.
Het interesseerde Van Deursen allemaal niet. Hij ging niet of nauwelijks in gesprek met tijdgenoten, zegt Van Eijnatten. „Iemand die zich niet serieus inlaat met het wetenschappelijk debat, heeft geen recht van spreken. Wie hier geen oog voor heeft, beweegt zich willens en wetens op een dood spoor.” Van Eijnatten ziet bij de cultuurhistoricus Van Deursen vier trekken: hij is christelijk, onvervalst nationalistisch, conservatief en monocultureel. „Door zich hieraan te committeren heeft hij de afslag gemist.”
Gewone mensen
Het zijn forse punten die Van Eijnatten inbrengt. Zelf betitelt hij ze losjes als „een knuppeltje in het hoenderhok”, maar vanuit de zaal wordt kritisch gereageerd. „Als je zegt dat iemand maatschappelijk irrelevant is, en z’n boeken gaan als broodjes over de toonplank, peil je dan zélf wel wat maatschappelijke relevantie is?” aldus VCH-bestuurslid Evert van Vlastuin. Een andere deelnemer vindt dat Van Eijnatten zich nogal „dogmatisch intolerant” uitlaat.
Bert van Duijn uit Katwijk kan wel met de kritiek uit de voeten, zegt hij in de pauze. „Van Deursen heeft natuurlijk fantastisch de historie beschreven. Zijn boek over Katwijk wordt bij ons heel erg gewaardeerd. Mensen herkennen het, het gaat over hun eigen dorp, over hun geschiedenis. Maar Van Deursen kon inderdaad niet met de huidige cultuur uit de voeten. Omdat hij de ontwikkelingen negatief zag, als afstevenend op de chaos, heeft hij nagelaten er dieper op in te gaan.”
Van Deursens weigering te theoretiseren en hypotheses te toetsen wordt door diverse sprekers als een zwakte aangemerkt. „In wezen interesseerde het hem niet”, zegt Cees Verheij, docent aan de Guido de Brès in Rotterdam. Hij vergelijkt Van Deursen met de historicus Johan Huizinga, die maar liefst 257 pagina’s wijdde aan geschiedtheoretische en historiografische beschouwingen.
Dr. Arjan Nobel typeert Van Deursen als „chroniqueur van de gewone man”, wijzend op de „bonte stoet van gewone mensen” die in het boek over Graft voorbij trekt. Nobel geeft een evenwichtige analyse van Van Deursens werk. Hij toont aan dat Van Deursen „wel degelijk” inspiratie haalde uit buitenlandse voorbeelden. „Door zijn proefschrift was Van Deursen enorm goed op de hoogte van de buitenlandse ontwikkelingen. Zijn Kopergelddeeltjes voegden zich in een Europese trend. Dat deze deeltjes in die tijd heel vernieuwend waren, is niet zo opgemerkt in Nederland.”
Anders ligt dat bij ”Een dorp in de polder”, het boek over Graft dat volgens Nobel voor vakgenoten „twintig jaar te laat” is verschenen. Het geeft een te statisch beeld van Graft, aldus Nobel. „Buiten Graft heeft Van Deursen maar weinig gekeken. Hij trekt geen vergelijkingen met andere plaatsen in Nederland, er zit weinig dynamiek in het beeld.”
Dominee
Wat na dit symposium blijft hangen is de vraag naar de veranderde houding van de vakhistoricus ten opzichte van het grote publiek. Van Deursen mag dan allerlei afslagen hebben gemist –afslagen die hij zelf trouwens ook helemaal niet wilde nemen–, in zijn relatie tot het grote publiek was hij uitermate modern. Want juist dát inzicht dringt de laatste jaren steeds meer door: historische wetenschap is niet alleen een bezigheid van vakgenoten onderling, maar is schatplichtig aan de samenleving. Je kunt prachtige boeken schrijven over etniciteit en gender, identiteit en macht – en ik trek de waarde van die benaderingen niet in twijfel. Maar als deze studies uitsluitend in de universiteitsbibliotheken liggen te verstoffen, heb je een andere afslag gemist.
„Ik blijf verantwoorde geschiedschrijving nog steeds belangrijker vinden dan vernieuwende geschiedschrijving”, merkte iemand vrijdagmiddag op. En Joke Roelevink kon weleens in de roos schieten met haar opmerking dat „historisch werk dat beklijft gebaseerd is op feiten.”
Van Eijnatten vergeleek Van Deursen met een profeet, een eenzame roepende in de woestijn. Om in die sfeer te blijven: misschien mogen we hem ook vergelijken met een dominee. Een dominee die weinig aan dogmatiek doet, maar des te meer aan exegese. De ‘vaktheologen’ zijn daar niet blij mee, ze voelen zich gepasseerd omdat hun medebroeder weigert mee te doen aan allerlei dringende dogmatische discussies.
Maar onze ‘dominee’ trekt zich er niets van aan: hij ‘preekt’ in heldere taal over bavianen en slijkgeuzen en over mensen van klein vermogen, en het ‘kerkvolk’ weet hem te vinden.
Digibron
In archiefsysteem Digibron vindt u meer over Van Deursen. Hieronder een selectie.
A.Th. van Deursen overleden (De Waarheidsvriend 01-12-2011)
Prof. dr. A. Th. van Deursen (1931-2011) (Reformatorisch Dagblad 22-11-2011)
Historicus Van Deursen overleden (Reformatorisch Dagblad 22-11-2011)
Hoopvol door volle Katwijkse kerken (Reformatorisch Dagblad 15-10-2011)
Van Deursen krijgt erepenning Katwijk (Reformatorisch Dagblad 11-10-2011)
Kuypers dwergschooltje verjaart (Reformatorisch Dagblad 20-10-2005)
Draagster van een oude traditie (Terdege 06-04-2005)
Van Deursen: NBV historisch niet betrouwbaar (Reformatorisch Dagblad 14-12-2004)
Het Koningenboek als spiegel (Reformatorisch Dagblad 27-12-1999)
Theocratische politieke partijen vinden in Republiek een parallel (Zicht 01-10-1996)
Prof. Van Deursen krijgt bij afscheid VU vriendenboek (Reformatorisch Dagblad 27-06-1996)
Leven alsof elke dag de laatste kan zijn (Reformatorisch Dagblad 14-06-1996)
Prof. Van Deursen constateert groei kleine oecumene (Reformatorisch Dagblad 13-06-1996)
„Hij is een God van levenden” (Reformatorisch Dagblad 05-07-1991)