Kerk & religie

De rafelranden van ds. J. Belder

Soms heeft hij iets weg van ds. Doornenbal. Hij heeft ook dat melancholieke, dat weemoedige over zich, kent ook die bewondering voor Guido Gezelle en voor ds. Lamain, en voert zelfs strijd tegen hanenpoten in zijn achtertuin. Ds. J. Belder kent, net als Doornenbal, alle rafelranden van het leven.

Jan van ’t Hul
8 June 2013 12:07Gewijzigd op 15 November 2020 04:02
Ds. J. Belder: „Ik heb geen stand op te houden, heb ook niets te verbergen. We leven uiteindelijk allemaal van genade.” beeld Sjaak Verboom
Ds. J. Belder: „Ik heb geen stand op te houden, heb ook niets te verbergen. We leven uiteindelijk allemaal van genade.” beeld Sjaak Verboom

In zijn rijtjeswoning in de Dordtse wijk Dubbeldam kan ds. Belder langdurig mijmeren over de dingen van vroeger, over verdwenen klederdrachten, over gemeentezang op zondagmorgen in Katwijk aan Zee, over de volle en óvervolle kerken van toen, over de mensen van vroeger, zo gemoedelijk, zo eenvoudig.

Het is voorbij.

„Voorbij. Ja, de dingen van vroeger zijn voorbij. Wij leven nu in een consumptiemaatschappij, alsof dát de zin van het leven is. Alles moet bovendien steeds vlugger en efficiënter. Het leven is een ratrace. We zijn de menselijke maat kwijt. Dit moordende tempo breekt een groeiend aantal mensen op. Velen slikken pillen, lopen bij de psychiater, vallen uit de boot, haken af, geven het op. Hoe kan een mens ook gelukkig zijn bij al die onderlinge competitie, met zo veel verbrokkelde families en uiteengescheurde gezinnen.”

Het leven is wel een geschenk, toch?

„Een geschenk van God. Maar dat voorkomt niet dat een mens er weleens onder zucht. Er is sinds Genesis 3 een enorme dissonant in de schepping gekomen. Van de aartsvaders lees je dat ze aan het einde van hun leven oud en der dagen zat waren. Ze waren er dus moe van. Door de zonde is het leven een Mesech geworden, een tranendal. Er zijn mensen die leven in een zee van ellende en verdriet. De pelgrimstocht is voor velen een woestijnreis geworden.”

Een langdurige weemoed overvalt de predikant. Dan zegt hij: „Wat mijzelf betreft: misschien heb ik de ongemakken wel nodig om mij los te scheuren van de dingen van beneden, om hart en oog op te heffen hemelwaarts. Het leven is een geschenk. Maar als je eens in een verpleeghuis komt, durf je dat niet zomaar tegen de mensen daar te zeggen. Daar loop je langs de rafelranden van het leven. Het leven is een geschenk, ja, maar er is een veel groter geschenk. Datheen zong het zo: O Heere, wanneer komt die dag, dat ik toch bij U zal wezen, en zien Uw aanschijn geprezen?”

De mens hoort niet op een voetstuk, vindt ds. Belder. „Als ik al ooit een voetstuk heb gehad, kan dat nooit indrukwekkend hoog geweest zijn. En als ik ooit op een voetstuk heb gestáán, dan ben ik er zeker wel van afgevallen. Dat is niet erg. Hoe lager bij de grond, hoe minder pijnlijk het is als je valt. Ik heb geen stand op te houden, heb ook niets te verbergen. We leven uiteindelijk allemaal van genade. Het gaat om Christus. Hij moet wassen en ik moet minder worden.”

Is dat „een mishagen aan uzelf”, zoals de catechismus leert, of is het misschien ook iets van zelfspot?

„Geen van beide. Misschien is het wel een karaktertrek. In onze tijd staan predikanten al sowieso niet meer op een voetstuk. Maatschappelijk gezien oogst het ambt weinig waardering. Wij staan dus laag op de maatschappelijke ladder. In de kerk van de Reformatie kennen we niet, zoals Rome, geestelijken die boven de lekenstand verheven zijn. De predikant is geen hoogwaardigheidsbekleder. Hij is dienaar van Christus.”

Het kost hem nauwelijks moeite om te zeggen: „Het aanzien van een hervormd predikant is gering. Geringer dan in sommige afgescheiden kerken. Wij kennen niet zo die cultuur waar een gemeentelid tegen zijn dominee opziet.”

Maar u houdt wel van kerkelijke stijl.

„Een dominee mag van mij een zekere deftigheid hebben. Een predikant in spijkerbroek, dat is een popiejopie. Daar zal ik nooit aan wennen.”

In 2005 werd ds. Belder geveld door een ernstig burn-out. Hij zonk weg in een langdurige depressie. De aanleiding was het slepende SoW-proces dat resulteerde in de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland.

Hij wil het er niet meer over hebben. Wel schreef hij tussen 2006 en 2009 het boek ”Ziek van de kerk?”, een persoonlijk verhaal over burn-out en depressie. „Jarenlang reed ik als het ware op hoge snelheid door alle rode lichten heen, net zolang totdat de benzine op was en de accu leeg. Door alle spanningen en de hoge vergaderdrukte die het SoW-proces met zich mee hadden gebracht, was ik aan het einde van mijn krachten. Ik dreigde te verbitteren, stuk te lopen op mijn eigen cynisme. We kunnen elkaar ook in de kerk kennelijk ernstig op de zenuwen werken. Dat is niet tot Gods eer en slecht voor het kerkvolk.”

Viel er ook te leren van een burn-out?

„Het waren geen verloren jaren, wel jaren van loutering en van lering. Ik kan mensen die tussen de wielen van het leven zijn terechtgekomen, nu beter begrijpen. Ik ben milder geworden, empathischer. Wij, predikanten, dragen de schat van het Evangelie in een aarden vat. Dat is voor mij een belangrijke les geworden. Ik ben maar een aarden vat. Maar Gods kracht wordt in onze zwakheid volbracht. En als ik zwak ben, ben ik machtig. Ik bedoel dat natuurlijk geestelijk. Maar de Heere kan alles gebruiken om ons maar dicht bij Zichzelf te brengen en te houden. Ik ben Luther gaan begrijpen: Wij zijn slechts bedelaars.”

Van zijn ouders had Belder al geleerd: Doe maar gewoon en verbeeld je vooral niks. „Dat was het algemene patroon van de jaren vijftig en zestig. In de jaren zeventig kwam er de omslag in de samenleving, de culturele revolutie. Opeens moest je je eigen competenties gaan uitdragen, jezelf in de etalage zetten, jezelf gaan verkopen. Dat soort dingen kenden wij helemaal niet, en nu heb ik er nog steeds helemaal niks mee, met al die opgepompte ego’s.”

Jan Belder groeide op in een traditioneel gezin in het Brabantse Ginneken, onder Breda. „Mijn ouders waren hooguit randkerkelijk. Maar ons gezinsleven was wel overzichtelijk. De grenzen waren duidelijk. Het waren de jaren van Sunlightzeep, Kwattarepen en het snoepje-van-de-week bij de kruidenier. Van speldjes, suikerzakjes en sigarenbandjes verzamelen, van punten op de jam, nieuwe afleveringen van Tiels Flipje en van dagelijks gesleep met de kolenkit.”

Ginneken was grotendeels rooms-katholiek, met een dominerende Sint-Laurentiuskerk vlak bij de Markt. „Soms ging ik met mijn vriendjes mee naar de mis. Ik vond het, als oningewijde in het grote mysterie, heel beklemmend, met al die rituelen. De diepere essentie van de mis heb ik absoluut niet begrepen. Wat me wel bijgebleven is, was een draai om mijn oren van de man die achter ons zat. Ik zat vast wat te klieren, denk ik. Die man siste in mijn oor: „Ge zijt hier in Gods huis.”

Vader Belder ging zondags niet naar de kerk, maar naar het voetbalveld, naar FC Baronie. Dat voetballen op zondag was in het zuiden heel gewoon. Na de kerkdienst ’s morgens was de middag verder vrij voor sport en spel en leuke dingen doen. „Wij wisten niet beter, waren echt geen heidenen, tenminste, zo voelde het niet.”

Moeder Belder was een zwaarmoedige vrouw die meer dan eens vanwege depressieve klachten werd opgenomen voor een slaapkuur of elektroshockbehandelingen. „Moeder moest altijd ontzien worden. Ze had in mei 1940 het bombardement op Rotterdam van nabij gezien. Ze heeft de stad zien branden. Dat heeft diepe sporen in haar leven getrokken.

Toen in 1969 opstandige studenten het Maagdenhuis in Amsterdam bezetten en inspraak eisten in het bestuur van de universiteit, riep moeder bezorgd: „Dit kan niet goed gaan, dit is het einde der tijden.” We zagen alles op televisie langskomen: de vrije liefde, de losgeslagen seksuele moreel. Mijn ouders waren dan wel niet erg kerkelijk, maar keurden dat allemaal radicaal af. Als er bloot op de buis kwam, stond moeder prompt op en deed het toestel uit.”

Toen Jan Belder 12 jaar oud was, verhuisde het gezin naar Steenwijk. „Van het bourgondische zuiden gingen we naar het calvinistische Noordwest-Overijssel. Het was daar alsof de tijd had stilgestaan. De hervormde kerk was er confessioneel, velen waren synodaal gereformeerd. Maar daar waren wel mensen die de Heere vreesden, in alle eenvoudigheid.”

Het maakte nieuwsgierig. Er kwamen vragen in het jongenshart: Wat is de bedoeling van het leven, wat is de zin van alles? En ook: Wat zouden al die mensen daar doen, op zondagmorgen, in de Grote Kerk van Steenwijk? Driemaal nam Belder zich voor er te gaan kijken, maar driemaal durfde hij de drempel niet over. „Er zou vast wel iemand zijn die zou zeggen: Hé, wat moet jij hier? Jij hoort hier toch niet? En je hebt nog nooit wat aan de kerk betaald!”

De vierde maal liep hij toch naar binnen. „Overvol zat de kerk. Er waren 1200 kerkgangers. Zoiets had ik nog nooit gezien. Ik was er erg van onder de indruk. En sedertdien heeft het mij niet meer losgelaten. Nee, ik moet het anders zeggen: sedertdien heeft Hij mij niet meer losgelaten. Er kwam een verlangen om mijn leven te besteden in dienst van de Heere, om Zijn Naam te mogen uitdragen.”

In 1987 werd Belder bevestigd tot predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij diende de gemeenten Loon op Zand, Katwijk aan Zee, Nieuw-Lekkerland en Dordrecht. In januari 2007 ging hij, 51 jaar oud, vanwege gezondheidsproblemen met emeritaat. „Ik was boos. Op de kerkelijke smaakmakers. Over dat hele SoW-proces. Waarom werk je willens en wetens aan op een enorme breuk! Waarom zet de kerk zichzelf zó ernstig te kijk, zo negatief. Ik ben ondergegaan in de verwarring en in de chaos.”

Twee en een half jaar kon ds. Belder niet preken. „Ik kon niet eens meer lezen. Als ik een boek zag, begon alles te draaien voor mijn ogen. Tegen mijn vrouw zei ik: Bel Den Hertog maar, dat ze alle boeken komen ophalen. Maar dat heeft ze gelukkig niet gedaan.”

En nu preekt u weer.

„Wat een wonder. Wat een zegen. Dat ik nog zo veel mag doen in het Koninkrijk van God. Ik ben niet zielig, voel mij grotelijks gezegend.”

En u schrijft, boeken, artikelen, columns in deze krant.

„Ook zo’n wonder. Schrijven zit me in het bloed, het is een expressiemiddel om aan anderen over te dragen wat ik belangrijk vind.”

U schreef recent een column over het klooster. Toch weer een vleugje Brabant?

„Het kloosterleven heeft veel gevaren. Hoewel, die toewijding, die afzondering, die stilte daar, en de schoonheid van de kloosterliturgie, dat boeit me. Maar ik moet er niet aan denken al om vier uur op te staan en in een koude kerk de getijden te gaan bidden. Ik zou een slechte kloosterling zijn.”

Ds. Doornenbal zou het ook zo gezegd kunnen hebben.

„Ja? Ik heb Doornenbal eens horen preken, op een zondagavond in de herfst, buiten was het grauw, de lucht was mistig, over Psalm 103, de broosheid van ons leven: „Het mensdom valt als bladeren af.” Heel indrukwekkend.

Een tijdlang heb ik alles van hem verzameld. De wijze waarop hij schrijft over de natuur, over ontmoetingen met mensen, zijn zinsopbouw, de woorden die hij kiest. Het inspireerde me. Ook als het gaat over herkenning over de kerkmuren heen. Ds. Doornenbal hield van ds. Lamain. Ik heb ook eens onder het gehoor van Lamain gezeten. In Opheusden, in een afgeladen kerk. Op een dinsdagmiddag. Het was de laatste keer dat Lamain in Nederland was. Doornenbal had iets met zulke mensen en met zulke kerkdiensten. Hij zei vaak: „Die heimwee hebben, komen thuis.” En dat is waar.”


Levensloop ds. J. Belder

Jan Belder werd op 14 januari 1955 geboren in Scheveningen. In 1987 werd hij in Loon op Zand bevestigd tot predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk. Daarna diende hij de gemeenten Katwijk aan Zee (1993), Nieuw-Lekkerland (1997) en Dordrecht (2002). Als gevolg van een burn-out ging hij begin 2007 met emeritaat. Over zijn burn-out publiceerde hij in 2009 ”Ziek van de kerk?” (uitg. Groen). Ds. Belder schrijft artikelen in Kerk op Dordt (protestants kerkblad voor Dordrecht en Dubbeldam) en De Waarheidsvriend, en is columnist in het Reformatorisch Dagblad. Hij is gehuwd met Ina Gerrits. Hun huwelijk bleef zonder kinderen.


Digibron

In archiefsysteem Digibron leest u meer over ds. Belder. Hieronder een aantal links naar artikelen.

Persoonlijke beleving van een kerkscheuring, Recensie over boek ds. Belder ‘’Ziek van de kerk?’’ (Reformatorisch Dagblad, 8 april 2009)

Boekbespreking over boek ds. Belder ‘’Ziek van de kerk?’’ (De Waarheidsvriend, 19 februari 2009)

Een triest spiegelbeeld, Interview met ds. Belder over zijn boek ‘’Ziek van de kerk? (Reformatorisch Dagblad, 21 januari 2009)

Bestuursverkiezing 2007, Afscheid ds. Belder van bestuur GZB (Alle Volken, 1 februari 2007)

Rein blijven in een blootmaatschappij, Interview met ds. Belder (Reformatorisch Dagblad, 28 oktober 2000)

Zingen om Hem te bedoelen Interview met ds. Belder (Reformatorisch Dagblad, 11 maart 2000)

De Geest als sleutel op het Woord, Interview met ds. Belder (Reformatorisch Dagblad, 19 maart 1998)

De kracht van de kerkbode, Interview met ds. Belder (Reformatorisch Dagblad, 21 februari 1997)

Ds. J. Belder neemt afscheid van Dordrecht (Reformatorisch Dagblad, 27 december 2006)

Ds. J. Belder doet intrede in Dordrecht (Reformatorisch Dagblad, 15 juli 2002)

Ds. J. Belder neemt afscheid van Nieuw-Lekkerland (Reformatorisch Dagblad, 8 juli 2002)

Ds. J. Belder doet intrede in Nieuw-Lekkerland (Reformatorisch Dagblad, 27 december 1997)

Ds. J. Belder neemt afscheid van Katwijk aan Zee (Reformatorisch Dagblad, 15 december 1997)

Ds. Belder doet intrede in Katwijk aan Zee (Reformatorisch Dagblad, 6 mei 1993)

Ds. J. Belder neemt afscheid van Loon op Zand (Reformatorisch Dagblad, 21 april 1993)

Ds. J. Belder doet intrede in Loon op Zand (Reformatorisch Dagblad, 30 december 1987)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer