Oud-politieman: Handen af van hulpverleners
ZWIJNDRECHT. Oud-politieman Arthur van der Vlies (46) was regelmatig het slachtoffer van lichamelijk of verbaal geweld. „Vanuit het niets dook er iemand op die me vol in het gezicht sloeg.”
Meer politiemensen deden vorig jaar aangifte van geweld tegen hen. In 2012 waren er 4757 aangiftes: 600 meer dan een jaar ervoor. „Het is altijd verontrustend als het geweld tegen agenten toeneemt”, zegt Van der Vlies, die in 2011 met een posttraumatische stressstoornis afscheid nam van het politiewerk en zich nu inzet voor het bespreekbaar maken van de impact die het werk bij de politie heeft.
„Mensen moeten met hun handen van hulpverleners afblijven. Anderzijds hebben de hogere cijfers ook te maken met een grotere bereidheid onder agenten om aangifte te doen. Geweld wordt niet meer geaccepteerd als een fenomeen dat bij het werk van een agent hoort en waarover hij niet moet mekkeren.”
In de twintig jaar dat hij agent was, kwam Van der Vlies „regelmatig” met allerlei soorten geweld in aanraking: voetbalrellen, verbaal geweld door junks, bemoeienis van omstanders, bedreiging en beschimping. „Zo herinner ik me nog dat ik op straat bezig was met een slachtoffer dat niet goed in zijn vel zat. Plotseling, vanuit het niets, doemde er een omstander op die me vol in mijn gezicht sloeg. Hij had geen enkele connectie met de man over wie ik me had ontfermd. Na een korte achtervolging hebben mijn collega’s hem kunnen aanhouden.”
Soms is geweld niet zozeer lichamelijk, maar toch schokkend, meent Van der Vlies. „In mijn periode bij de bereden politie reed ik op mijn paard langs een terras. Een man die daar zat te drinken, trok mijn aandacht door zijn hand omhoog te steken. Toen ik naar hem keek, maakte hij met zijn vinger een schietbeweging naar me. Ik keerde om en vroeg hem wat precies zijn bedoeling was met het gebaar. „Dat heb je gewoon verdiend”, zei hij. Onvoorstelbaar.”
Behalve geweld is het hinderen van agenten zeer frustrerend, weet de oud-politieman. „Na een geslaagde reanimatie in een sporthal kwamen mijn collega en ik naar buiten. Daar blokkeerden jongeren de doorgang. Ze waren heel bewust uit op een confrontatie. We moesten vriendelijk vragen of we er misschien even langs mochten.”
Nog steeds kan Van der Vlies zich opwinden over geweld tegen hulpverleners. „Ze moeten hun werk kunnen doen. Burgers moeten beseffen dat dezelfde agent die ze belagen of in zijn gezicht spugen hen diezelfde nacht misschien moet helpen als ze in hun auto tegen een boom zijn gereden.”
Steeds vaker bemoeien omstanders zich met incidenten op straat, merkte de voormalige agent destijds al. „Mensen worden steeds mondiger en denken te weten hoe de politie in hun ogen zou moeten optreden. Ze hebben hun mondje al klaar, terwijl ze meestal slechts het laatste stukje van een incident hebben meegekregen en dus niet de situatie kennen die eraan vooraf is gegaan.”
Politiemensen zouden geweld soms zelf uitlokken, wordt er gezegd. Van der Vlies sluit niet uit dat het weleens gebeurt. „Maar agenten doen in de regel gewoon hun werk. Burgers denken te weten hoe de politie werkt, maar hebben daar meestal geen reëel beeld van. Er is veel onwetendheid en daardoor onstaan er communicatiestoornissen.”
De vraag is of een agent zich tegen alle geweld kan wapenen. „Belangrijk is training en het vermogen de-escalerend op te treden”, zegt Van der Vlies. „Een politieman moet heel duidelijk laten zien dat hij bepaalde dingen niet tolereert. Daarnaast moet de leiding hem niet in de steek laten als hij zich bijvoorbeeld genoodzaakt zag zijn vuurwapen te gebruiken. Bovendien moet geweld tegen de politieambtenaren en andere hulpverleners streng bestraft worden. Gelukkig gaan rechters daarin steeds meer mee.”