”IDS” werd obstakel voor eigen succes
„Daarover heb ik nog nooit nagedacht”, antwoordde Iain Duncan Smith eerder dit jaar op de vraag of hij de eerste rooms-katholieke premier in de Britse geschiedenis zou worden. „Historisch moet het wel kloppen, ja. Maar dan moet ik het eerst wel worden.”
Sinds woensdagavond is duidelijk dat ”IDS”, zoals hij vaak wordt aangeduid, het niet wordt. De parlementsleden van de Conservatieve Partij stemden de 49-jarige oud-militair weg als leider. En hiermee komt een eind aan een zeer omstreden leiderschap van meer dan twee jaar.
Hoewel katholieken binnen de Conservatieve Partij nooit een prominente rol hebben gespeeld -katholieken waren meestal Iers en sloten zich aan bij Labour- was Duncan Smith op alle anderen punten een typische en voorspelbare Conservatieve leider. Vanwege zijn opvattingen over ethische onderwerpen als huwelijk, gezin en abortus was hij geliefd door de Conservative Christian Fellowship (CCF), maar in de dagelijkse politiek profileerde hij zich niet op deze punten.
Hij probeerde te scoren op de onderwerpen van de „gewone man”, zoals: slecht onderwijs, misdaad en onveiligheid, slechte gezondheidszorg en falend openbaar vervoer. Bij al deze onderwerpen was het hem er niet zozeer om te doen een werkbaar alternatief te presenteren, maar om de regering te verzwakken.
Toen ”IDS” aantrad, bestond er hier en daar een angst dat hij de partij naar rechts zou trekken. Hij heeft dat echter niet gedaan. Hij wist in een korte tijd vriend en vijand te verbazen door de Tories een gematigde kant op te sturen. Zo benoemde hij voor het eerst in de partijhistorie een vrouw tot voorzitter en steunde hij openlijk een Conservatieve parlementariër die bekende homoseksueel te zijn.
Vanaf zijn verkiezing als partijleider enkele dagen na de WTC-ramp in september 2001 was duidelijk dat Iain Duncan Smith niet de man was die het leiderschap van Groot-Brittannië zou kunnen overnemen van Tony Blair. Tijdens het wekelijkse vragenuurtje in het Lagerhuis (Prime Minister’s Questions) bleek elke keer weer dat premier Blair vele maten groter was dan zijn tegenspeler.
De resultaten voor de Conservatieve oppositie werden het laatste halfjaar wel beter. In de peilingen zijn de Tories nu even groot als het regerende Labour en in mei won Duncan Smith de lokale verkiezingen. Maar dit kleine beetje succes leek de leider eigenlijk alleen maar in de weg te staan. Onder parlementariërs bestond het gevoel dat de leider zelf het obstakel was voor nog groter succes. Inmiddels ging de tijd dringen, omdat in het voorjaar van 2005 er weer algemene verkiezingen zijn.
Juist nu het vertrouwen in premier Blair de laatste maanden vanwege het falende Irak-beleid onder grote druk staat, profiteerden de Conservatieven daar niet maximaal van. Veel van de winst ging naar de Liberaal-Democraten van Charles Kennedy, die in staat bleek van het traditionele tweepartijensysteem een driepartijenstelsel te maken.
Tot nu toe lijkt het drama van de Conservatieven sterk op dat van het Nederlandse CDA in de jaren negentig. Na een succesvolle regeringsperiode van achttien jaar onder Thatcher en Major raakte de partij in de versukkeling. Het kostte twee leiders -Heerma en De Hoop Scheffer- voordat de partij onder een nieuwe leider een nieuwe start kon maken.
Formeel kiezen de honderdduizenden leden van de Conservatieve Partij op 11 november de nieuwe leider. In een poging de publiciteit op de toekomst te richten, werd woensdagavond vanuit de partijtop de 62-jarige Michael Howard naar voren geschoven. Howard is eerder minister geweest en klom in het kabinet-Major zelfs op tot een van de meest begeerde posities in de Britse politiek: minister van Binnenlandse Zaken.
Howard, die in een Joods gezin in Wales werd geboren, sloot vorig jaar in een interview uit dat hij ooit de gooi naar het partijleiderschap zou doen. Maar al voordat woensdag Duncan Smith was weggestemd, was hij volgens een Engelse krant bezig functies in het schaduwkabinet weg te geven. Nu maar afwachten of hij het succes van Balkenende heeft.