De hugenoten van Potsdam
De Frans-gereformeerde kerk van het Pruisische Potsdam viert dit jaar feestelijk haar 250-jarig jubileum. Het markante godsgebouw van de hugenoten is, na een ingrijpende renovatie, inmiddels opnieuw in gebruik genomen.
Ds. G. Minnaard preekte bij de ingebruikname over Psalm 84: „Wie lieb sind mir deine Wohnungen, Herr Zebaoth.” Dezelfde preek, maar dan in de Franse taal, hield pasteur Th. Le Cointe, op 23 september 1753 -250 jaar geleden-, bij de inwijding van deze koepelkerk, het herkenbare middelpunt van de hugenotenkolonie in Potsdam.
Nadat Lodewijk XIV in 1685 het Edict van Nantes, dat de hugenoten godsdienstvrijheid garandeerde, herriep, braken de geloofsvervolgingen in Frankrijk weer in volle hevigheid los. Velen vluchtten naar omringende landen, die veelal asiel verleenden. Ook bij de Brandenburgse keurvorst Friedrich Wilhelm, die de calvinistische leer was toegedaan, waren de ”réfugiés” welkom. Hij vaardigde in hetzelfde jaar het Edict van Potsdam uit en gaf daarmee de Franse geloofsgenoten een groot aantal voorrechten, waaronder bepaalde vrijstellingen van belastingheffing. Ook eigenbelang speelde hier mee.
Na de uitputtingen van de dertigjarige Duitse godsdienstoorlog kon de keurvorst de Fransen, doorgaans hooggekwalificeerde ambachtslieden, goed gebruiken bij de wederopbouw. De komst van de Franse geloofsgenoten bracht dan ook een behoorlijke maatschappelijke opleving teweeg. Meer dan veertig nieuwe beroepen werden uitgeoefend, nieuwe gewassen werden verbouwd, waaronder asperges en witlof.
Aanvankelijk vierden de hugenoten hun godsdienstoefeningen samen met de soldaten van het garnizoen, de luthersen en de Duits-gereformeerden in de Slotkapel. De kapel werd echter te klein, waarna de Duitstalige protestanten in 1722 naar de Hof- en Garnizoenskerk vertrokken. Ondanks het feit dat de hugenoten vanaf dat moment de Slotkapel alleen konden gebruiken, werd deze opnieuw te klein.
Dat kwam door de toevoeging van de geloofsgemeenschap van Spandau, maar ook door de toestroom in de Franse kolonie van gepensioneerde geloofsgenoten. Daar kwam nog bij dat keurvorst Friedrich II de Slotkapel wilde verbouwen voor eigen gebruik. Daarom besloot hij de financiële middelen voor de bouw van een nieuwe kerk ter beschikking te stellen. Zo kon de Franse kolonie 250 jaar geleden de huidige kerk, sinds de bombardementen van 1945 de oudste van Potsdam, in gebruik nemen.
De beide Pruisische architecten, G. W. von Knobelsdorff en K. F. Schinkel, hadden bij hun ontwerp de klassieke vorm van het Pantheon voor ogen. De kerk kreeg een koepeldak en een ovale grondvorm. De inrichting werd in lijn met de calvinistische traditie uiterst sober gehouden. Het enige opvallende sierstuk was het orgel, dat overigens pas later, in 1787, door de Berlijnse orgelbouwer Ernst Julius Marx werd aangebracht. Dit instrument liep tijdens de Franse bezetting onherstelbare beschadigingen op toen de kerk als foeragemagazijn voor de cavalerie diende.
Ook het Schuke-orgel, dat daarna kwam, werd in de jaren zeventig door vandalisme verwoest. Zo zat de gemeente weer zonder orgel. Gelukkig kwam er een 200 jaar oud barokorgel ter beschikking: het in 1787 gebouwde Grüneberg-orgel, dat qua bouwstijl en klank veel verwantschap vertoont met het oorspronkelijke Marx-orgel. Orgelbouwer Schuke uit Potsdam restaureerde het dertien stemmen tellende instrument, dat drie jaar geleden in gebruik is genomen.