Kerk & religie

Oude Padendag in het teken van ”zo vader zo zoon”

HOUTEN. Een ouderling had een preek gelezen van ds. Kersten, niet van vader Gerrit Hendrik maar van zoon Jan Wisse. Dat viel bij een luisteraar niet in goede aarde. Voortaan moest hij maar geen preken meer lezen van Kersten jr. „Hij is toch anders dan zijn vader.”

Van een medewerker
3 June 2013 10:19Gewijzigd op 15 November 2020 03:55
HOUTEN. Het kerkhistorische tijdschrift Oude Paden hield zaterdag in Houten een symposium over het thema ”Zo vader zo zoon”. beeld RD
HOUTEN. Het kerkhistorische tijdschrift Oude Paden hield zaterdag in Houten een symposium over het thema ”Zo vader zo zoon”. beeld RD

Het kerkhistorische tijdschrift Oude Paden hield zaterdag in Houten een symposium over het thema ”Zo vader zo zoon”. Sprekers waren ds. M. van Kooten uit Elspeet, prof. A. de Reuver uit Serooskerke en J. Mastenbroek uit Gouda.

Ds. Van Kooten sprak over vader en zoon Bernardus en Egbert van Meer. Beide predikanten stonden in Utrecht. De godsvrees en de begeerte tot het predikambt van Bernardus, geboren in 1866, bleken uit zijn levenswandel. Ondanks zijn sympathie voor de Doleantie verliet hij de Hervormde Kerk niet.

Bernardus diende onder meer Wijk bij Heusden, Utrecht en Apeldoorn. Hij werd de voorman van de Confessionele Vereniging. In 1926 stierf hij aan een beroerte toen hij van de kansel naar de avondmaalstafel liep. Zoon Egbert trad vooralsnog niet in de sporen van zijn vader. Uiteindelijk werd hij in 1915 toch predikant. Zijn vader bevestigde hem tot predikant in ’s Gravenmoer.

In de oorlogsjaren stond ds. Van Meer in Utrecht. In die tijd kwam er een geestelijke omkeer in zijn leven. Daardoor verdiepte zijn prediking zich. Dat een dominee in de Hervormde Kerk bekeerd was kon niet waar zijn, zo was de gedachte van velen in de plaatselijke gereformeerde gemeente. Ds. Heikoop, toen predikant van de gereformeerde gemeente in Utrecht, besloot zijn hervormde ambtsbroeder te bezoeken. Hij had slechts één woord van Van Meer nodig om te weten dat de Heere in hem een goed werk begonnen was. Ds. Van Meer stierf in 1954 aan een spierziekte.

Prof. De Reuver hield een lezing over vader Theodorus en zoon Wilhelmus à Brakel. „Genade is geen erfgoed, maar God verheerlijkt Zijn genade vaak in de lijn der geslachten.”

Vader Theodorus, in 1608 geboren in Enkhuizen, genoot geen academische scholing. Hij werd predikant op singuliere gaven. Volgens prof. De Reuver schiep dit verschil in niveau geen verwijdering tussen vader en zoon. Theodorus stierf in 1669 toen zijn zoon Wilhelmus zijn vader waarnam op een avondmaalszondag in Makkum. „Toen wij aanzaten aan de tafel des Heeren is op dat moment vader aangezeten met Abram, Izak en Jacob”, schreef Wilhelmus.

Wilhelmus, in 1635 geboren in Leeuwarden en bekend geworden als ”Vader Brakel”, is van jongs af geraakt door God en de liefde van Christus, zei prof. De Reuver. Vanaf 1683 stond hij in Rotterdam. Zijn bekendste nagelaten werk is de ”Redelijke Godsdienst”. Wilhelmus Brakel stierf in 1711.

Kersten

J. Mastenbroek hield een lezing over vader en zoon Kersten. Vader Gerrit Hendrik en zoon Jan Wisse hadden volgens de redacteur van Oude Paden veel gemeenschappelijk en ook weer niet. Hoe dan ook, het was voor Kersten jr. „knap lastig om telkens met zijn vader vergeleken te worden”, aldus Mastenbroek.

Vader Kersten, geboren in 1882, was een strijder voor de waarheid. Mastenbroek: „Kersten is in zijn leven verheerlijkt, tegengestaan, verguisd en bespot.” Kersten streed onder meer tegen wat hij noemde de valse theologie van Abraham Kuyper.

Volgens Mastenbroek heersen er nog altijd misverstanden over zijn vermeende pro-Duitse houding in de oorlogsjaren. „Kersten zag de Duitse overheersing als een roede van God, maar bood hulp aan onderduikers en weigerde te collecteren voor de Duitse winterhulp.”

De begrafenis van ds. Kersten werd in 1948 door 5000 mensen bijgewoond. „Zijn prediking had een Schriftuurlijk, bevindelijk en onderscheidend karakter”, aldus Mastenbroek.

Zoon Jan (1915-1960) droeg ook de achternaam van zijn moeder: Wisse. Hij noemde zich Jan Wisse Kersten. Toen hij in 1944 door het curatorium werd afgewezen, maakt hij een periode van vertwijfeling door. Toen hij in 1946 geen attest van zijn kerkenraad kreeg, beriep hij zich op de classis. Alsnog werd hij toegelaten.

Hoewel hij vele beroepen ontving, bleef hij lang kandidaat zonder gemeente. De woorden die hij kreeg, „Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente”, paste hij volgens Mastenbroek verkeerd toe. Uiteindelijk nam hij het beroep aan naar Genemuiden. Over de prediking van Kersten jr. werd verschillend gedacht. Volgens velen was hij toch anders dan zijn vader.

In 1956 nam Jan Wisse Kersten een beroep aan naar Scheveningen. Hij overleed in 1960.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer