Koudeput
Ik zit in een koudeput. Mijn verlangen naar een meerdaagse lente neemt groteske vormen aan. Tegelijkertijd ben ik mij ervan bewust dat ik een uniek moment in de geschiedenis meemaak, wat ook weer wat waard is.
Met mijn magere meteorologische vermogens begrijp ik dat de aanhoudende koude iets te maken heeft met twee onwrikbare drukgebieden, hoog tegen laag, geen beweging in te krijgen. Intussen blijven de winden maar waaien, recht van de Kaukasische steppen de Lage Landen in. En er is ook een traag meanderende straalstroom, die kolken veroorzaakt die blijven hangen. Daar zijn die koudeputten van. En in zo’n put zitten wij nu met z’n allen, aldus de weermannen, en voorlopig blijven we daar nog wel eventjes zitten.
Dat bittere feit levert wonderlijke taferelen op. Er waren mensen die mij vroegen: Giet it al oan? Unox stond hete erwtensoep uit te delen in een koek-en-zopietentje op het strand van Scheveningen. Het Noordzeewater is kouder dan tijdens de nieuwjaarsduik. De veiling van het eerste vaatje haring is uitgesteld, want de Hollandse nieuwen zwemmen nog graatmager rond. Geen zon is geen plankton is geen eten. Zonnestudio’s doen goede zaken en draaien 50 procent meer omzet. De gasrekening slaat hoger uit dit jaar. Kastuinders zijn helemaal niet blij. Het ziekteverzuim stijgt naar 10 procent door het koude weer. Het was vorige week zelfs even kouder dan in de koudste stad ter wereld: Jakoetsk.
Intrigerend is de automatische reactie van de Nederlander als het allemaal wat anders gaat dan hij wil met het weer: de weerinstituten hebben het fout gedaan en de natuur is „compleet en finaal” van slag. Maar ik ben nog geen snikkende bloemkool of gedrogeerde asperge tegengekomen. De padden en de vlinders die een klein aanzetje tot trek en vlucht hadden gedaan, zijn fluks weer in hun slaapholletjes gedoken, waar ze toch al niet graag uit weg hadden gewild, maar ja het wordt lente en dan ga je.
Volgens mij vindt de natuur het allemaal wel prima, een paar treurige gevallen van doodgevroren vogeljongen daargelaten. Maar wíj zijn van slag, en de vraag is hoe terecht dat is. Oké, misschien eten we straks wat kortere worteltjes en wat kleinere appels. Nou en? Uiteraard hoop ik met alle boeren en tuinders van Nederland heus wel dat de zon ons snel de put uit komt trekken. Maar zo compleet en finaal en totaal is deze ‘ramp’ nou toch ook weer niet.