Overheid
Overheden en politieke partijen zullen steeds meer hun positie verliezen. Dat legde G. R. Teisman, hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, dinsdagavond uit in De Meern. Niet slechts de Haagse regering bestuurt. Op veel meer plaatsen dan voorheen maken andere organen óók beleid. Omdat mensen veel breder dan vroeger over kennis van zaken beschikken. Zo komt het dat er steeds minder sprake is van een overheid als partij boven alle andere partijen. Zij staat gezag af aan een verzameling andere organen met doorslaggevende invloed.De hoogleraar sprak tijdens een conferentie van het wetenschappelijk bureau van de SGP over het thema: ”Hoe de overheid verdween uit Nederland”. Zo’n onderwerp duidt natuurlijk niet op de situatie zoals doopsgezinden daar de voorkeur aan gaven. Die aanhangers van de radicale vleugel van de Reformatie koesterden -althans in het verleden- afkeer van alle wereldlijk gezag. Van anarchie is in ons land geen sprake. Er blijft stellig een richtinggevend orgaan bestaan.
Toch veranderen er dingen. H. M. Kuitert publiceerde in 1974 zijn ”Zonder geloof vaart niemand wel”. Daarin beschreef hij dat „een godsdienst niet waar is, omdat haar aanhangers zeggen dat ze op openbaring berust.” Integendeel. Als een mens aan godsdienst zin kan ontlenen voor zijn leven, werk en wonen, dan zit het goed. Zou het zo ook niet voor de overheid gaan gelden? Als zij dingen doet, regelt die mensen als zinvol ervaren, leidt dat tot erkenning. Zo wordt haar gezag afhankelijk van de culturele waan van de dag.
Het ook in de gereformeerde belijdenis ter sprake komende woord „de goede God heeft overheden verordend” heeft steeds meer de inhoud van iets dat door invloed en inspraak van onderop vorm krijgt. Minder als eenheid. Maar als versplinterde veelheid van allerlei organen. Niet zo hiërarchisch geordend als voorheen. Minder ordelijk, maar soms in haar werk als chaotisch ervaren.
Gereformeerden meten het begrip overheid graag aan hun bijbelse principes. Het schrijft de regering voor dat zij zich aan Gods wet moet houden. Of op z’n minst functioneert als Zijn vertegenwoordiger, hoewel adviezen uit de samenleving altijd welkom zijn. Dat beeld was eeuwenlang in de westerse beschaving toonaangevend. Soms met slechte, tirannieke trekken. Maar ook het goede gaat in onze tijd teloor. Er is dus geen sprake van dat de overheid verdwijnt. Ze loopt alleen weg uit het ideaalbeeld dat calvinisten koesteren. Onze opvatting over de vraag hoe de overheid eigenlijk zou moeten functioneren, strookt niet meer met de werkelijkheid. Te gemakkelijk menen degenen die tot de zogeheten reformatorische groepering behoren dat het gezag van de overheid afhangt van de vraag of die zich wel gedraagt overeenkomstig Gods inzettingen. De predikant bidt dan in de kerk niet meer voor Den Haag. En binnen tal van beroepsgroepen nemen mensen het niet zo nauw met hun belastingformulier. Want de regering zit toch helemaal in de verkeerde hoek. Zo’n houding deugt niet. In de tijd van de apostel Paulus oogden de machthebbers louter heidens. Toch schreef hij de Romeinen dat mensen zich aan de machten hebben te onderwerpen.
Dat de samenleving steeds meer uiteenvalt in onsamenhangende delen, gaat een stap verder dan het steeds meer aan de laars lappen van Gods geboden. Waar de overheid zich bewust afkeert van het regeren bij de gratie Gods en haar gezag ontleent aan het volk -dus van onderop- kan op den duur haar functie in het tegendeel veranderen. In die zin dat ze als het ware niet meer fungeert als de stadhouder van de Almachtige, maar als gereedschap van de antichrist. Dat vraagt een voortdurend alerte geloofshouding. Voor een politicus. Maar tevens voor gewone onderdanen.