Voorspeld werd: Nooit meer een koning op de troon
Nederland heeft weer een koning. Dat geeft –naast vreugde– ook verwarring. Want Nederland zou immers nooit meer een koning op de troon krijgen? Dat zou voorspeld zijn door doorgeleide christenen. Die hadden ”het zelf uit Zijnen mond gehoord.” Dus wel voorzegd, maar niet gebeurd.
Kenners van de kleine kerkgeschiedenis weten allemaal wel een voorbeeld te noemen van een voorzegging, een profetie – vaak een oordeel. „Toen ds. Janse rond 1920 in Tholen niet erg respectvol was behandeld, zei men: „De gereformeerde gemeente van Tholen zal nooit meer een dominee krijgen”, zo vertelt J. Mastenbroek uit Gouda. „En Tholen bleef inderdaad lang vacant. Totdat in 1948 kandidaat J. van Dijke een beroep aannam naar de gemeente. Maar van bevestiging en intrede kwam het niet omdat de kandidaat overleed. „Zie je wel”, zeiden de mensen, „Tholen krijgt nooit meer een dominee.” Toch hebben er later diverse andere predikanten gestaan.”
Overstroming
De profetieën golden niet alleen predikanten of kerkelijk gebonden oordelen. Freule Van Stralen, „lid van den ééne, ware uitverkoren kerk, gebouwd op dat fondament der apostelen en profeten waarvan Jehovah de Heere Christus Jezus het eenige hoofd en de uiterste hoeksteen is” richtte in 1863 in een brochure het woord tot Nederland: ”O land, land, land, hoort des Heeren Woord!”
De aanleiding was het oprichten van een nationaal monument vanwege de vijftigjarige onafhankelijkheid van Nederland. De freule hekelt de toestand van land en volk, de godsverlating en de heersende hoogmoed. En zij voorzegt: „Nederland, de wapenen van de buitenlandschen vijand worden ook tegen u gesmeed, en dit is het grootste oordeel over u, dat gij er niets van bemerkt, maar voort blijft jubelen, ja dat gijzelven u aan uwe vijanden overlevert. De groote Noordzee, die gij zo jubelend inhaalt, zal u inzwelgen. (…) Er zal een tijd aanbreken, dat men over u heen varen zal en dat de schepelingen elkander met ontzetting en verbaasdheid zullen toeroepen: Eenmaal, eenmaal heeft hier een land gestaan, een land waar de Drieënige Jehovah woonde.”
Na de watersnood van 1953 is de freule veel geciteerd. Zie je wel…
Niet te controleren
Zo zong ook het verhaal rond dat er in Nederland nooit meer een koning op de troon zou komen. De historicus dr. H. Florijn zegt de uitspraak nooit te zijn tegengekomen „Niet bij ledeboerianen, niet bij kruisgezinden. Dergelijke voorzeggingen moeten vooral in de gezelschapskringen worden gezocht.” Ook kenner van de kleine kerkgeschiedenis dr. J. Exalto is binnen de bevindelijke lectuur nergens dit oordeel tegengekomen.
Toch leeft het verhaal. Alleen worden er steeds andere namen en verschillende plaatsen aan verbonden. Was het niet de Rijssense Dieka die dit ooit zei? Nabestaanden halen hun schouders op. Ze hebben het nooit uit haar mond gehoord. Was het Klein Dientje? Of Mientje Vrijdag? Niemand kan het bevestigen.
Mastenbroek noemt het „een wijdverbreid verhaal dat ik als kind al hoorde op de gezelschappen bij mijn ouders thuis. Tijdens een kerkdienst enkele weken geleden in IJsselmonde verwees ds. Beens uit Kootwijkerbroek er nog naar. Het schijnt bij Grietje van Schuppen vandaan te komen. Maar ik heb er ook weleens iets van gelezen bij Teun van Drimmelen. Of was het Koos Vrolijk of Pleun Klein? Die zouden het ook hebben gezegd, maar dan uit overlevering.”
Mejuffrouw Grietje van Schuppen-Beijer (1826-1889) uit Veenendaal ervaarde naar eigen zeggen in 1873 een „openbaring van de Koning der kerk, in de dingen die haast geschieden moeten.” Zij kreeg de belofte dat God een ”overblijfsel” van Gods volk zou laten in ons land. „En dat Hij Zijn volk wel zou reinigen van zijn schuim. Maar dat het overblijfsel zou wederkeren tot de sterke God. (…) Maar ach, het zal zo klein en weinig zijn”, zo schrijft ze aan ”Veel geachte vrienden”.
„Daarna kreeg ik met onzen koning te doen, of de Heere onze koning daartoe nog gebruiken wilde, dewijl er voor Hem toch niets te wonderlijk is. Maar na veel verzuchtingen toonde mij de Heere dat de koning het niet zou zijn die Hij daartoe verkoren had. Want de koning werd voor mijn aangezicht afgesneden als regerend vorst en ook niemand van zijn huis. Maar ik heb over ons land zien komen een Republikeinse regering in de vreze Gods en alzo de Kerk geheel vrij gezien van den staat.”
Het is de vraag wat hier wordt bedoeld; zal de koning worden afgesneden als regerend vorst met de rest van ”zijn huis”? Of wordt bedoeld dat de koning noch een van zijn nazaten een rol zal spelen bij het behoud van dat kleine overblijfsel?
Voltrokken
Tijdens een lezing van een vergadering van Het profetisch Woord in 1992 bespreekt voorzitter H. J. Verwoerd ”De profetische stemmen in de Nederlandse Hervormde Kerk na 1816”. Zijn onderwerp wordt in druk uitgegeven. „We weten uit de geschiedenis dat er ten tijde van koning Willem III, vanwege de afzetting en gevangenschap van ds. Ledeboer, een vrouw bij de koning is geweest om aan het Oranjehuis een oordeel Gods aan te zeggen. Vanwege het kwaad, ds. Ledeboer aangedaan, zou er geen mannelijk zaad meer zijn in het Oranjehuis.”
Helaas noemt Verwoerd niet de naam van de vrouw. Wel trekt hij zijn conclusie: „Dit oordeel heeft zich duidelijk voltrokken. Allereerst dat alle drie zoons van koning Willem I stierven. Toen was er alleen nog maar de kleine Wilhelmina, het dochtertje uit het tweede huwelijk van koning Willem III. Zo ook in het volgende geslacht; toen was er alleen maar prinses Juliana. Dit was ook zo in het derde geslacht; toen waren er wel vier kinderen, maar alle vier meisjes en geen prins.”
Voorzichtig
Anthon Bel, uitgever bij Den Hertog, vertelt dat bij de geboorte van prinses Beatrix „in de gemeenteraad van Groot-Ammers de nestor het woord voert. Hij spreekt meelevende woorden. Bij de geboorte van prinses Irene voert hij opnieuw het woord en noemt het een oordeel Gods dat er opnieuw sprake is van een meisje. Wellicht wist hij van de rondwarende voorzegging.”
Mastenbroek: „Met dit soort profetische uitspraken moet je altijd heel voorzichtig zijn. Heel veel gaat van mond tot mond, al dan niet wat aangedikt. Maar de bronnen zijn vaak moeilijk te achterhalen. Bovendien worden veel dergelijke voorzeggingen ingehaald door de werkelijkheid en zorgen dan voor veel verwarring. Het is beter ons vast te houden aan het Woord van God. Dat is betrouwbaar en het is genoeg.”