Kerk & religie

Mijn kind is lid van een sekte, wat nu?

Complottheorieën, ufo’s, new age. Allerlei profetieën over de eindtijd spelen in Nederland een niet te onderschatten rol. Neem ze serieus, zegt prof. F. T. Oldenhuis.

Jan-Kees Karels
21 May 2013 21:05Gewijzigd op 15 November 2020 03:41
De opkomst van het geloof in ufo’s begon in 1947, toen een Amerikaanse zakenman tijdens een vlucht met zijn privévliegtuig verschillende „vliegende schotels” zou hebben gezien. Beeld Desktopwallpaperhd.net
De opkomst van het geloof in ufo’s begon in 1947, toen een Amerikaanse zakenman tijdens een vlucht met zijn privévliegtuig verschillende „vliegende schotels” zou hebben gezien. Beeld Desktopwallpaperhd.net

Het vergaan van de wereld vormt een inspiratiebron voor talloze boeken en films. Legio individuen, vaak verzameld in spirituele groepen, menen dat „het einde der tijden is gekomen.” Vorig jaar nog was deze overtuiging actueel toen de zogeheten Mayakalender afliep.

In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deed een groep Groningse wetenschappers onderzoek naar eschatologische bewegingen in Nederland. Het rapport kwam in december voor het ministerie gereed. Vandaag werd het gepubliceerd.

Hoe onschuldig zijn deze bewegingen? En als er iets misgaat, biedt ons rechtssysteem dan voldoende bescherming? Prof. mr. F. T. Oldenhuis, een van de leiders van het onderzoek: „Ik had al eens over religieuze sekten geschreven, en was erover geïnterviewd. Toen heeft het ministerie gevraagd eens een aantal zaken op een rij te zetten.”

Ufo’s, spiritisten – het gaat over bewegingen van allerlei soort. Wat is een rode draad?

„Bij zo veel uiteenlopende bewegingen kun je geen rode lijn verwachten. De titel ”Eschatologische bewegingen” is misschien wat te breed. Elke godsdienst heeft immers een eschatologisch richtpunt. Het ging ons om níeuwe bewegingen, die vaak een soort kwaadaardige tegenspeler van de overheid zijn of kunnen worden. De geïnstitutionaliseerde groepen hebben wel hun eindtijdgedachte, maar die staat niet haaks op het overheidshandelen.

Kenmerk van de bestudeerde groepen is dat ze voortdurend complottheorieën aanjagen en versterken, vaak via internet en sociale media. De vraag is dan: moet je dat maar laten gebeuren, of moet je dat als overheid volgen? Die vraag speelde ook bij debatten die we anderhalf jaar geleden hadden bij rondetafelgesprekken in de Tweede Kamer, waaraan ik mocht deelnemen. Enerzijds moet je niet achter de waan van de dag aanlopen. Maar het is ook te afwachtend als je pas ingrijpt als iemand tot geweld komt. Het zit er ergens tussenin. Dit rapport zegt dat de overheid deze bewegingen serieus moet nemen, vanuit de gedachte dat mensen via internet de samen­leving kunnen ontwrichten.”

Is er een concrete aanleiding om te vermoeden dat deze groepen in Nederland gewelddadig worden?

„In Amerika heb je in 1978 een collectieve zelfmoord gehad door leden van People’s Temple. Sindsdien is het thema religie en geweld sterk in de belangstelling komen te staan. In Zuid-Frankrijk heeft in 1994 iets soortgelijks plaatsgevonden. Bij ons is het nooit gebeurd. Maar ik zag wel dat er in landen om ons heen meer geschreven werd over deze problematiek. Dat vond ik toch opmerkelijk. Zowel in Duitsland als in Frankrijk was er meer aandacht voor. Je ziet in Frankrijk waartoe het heeft geleid. Een aantal Franse wetten heeft op Europees niveau beroering veroorzaakt, omdat de klassieke godsdiensten er ook onder vallen. Het blijkt kennelijk heel lastig om wetten te maken waarmee je radicaliserende gemeenschappen die niet tot de klassieke godsdiensten behoren, wilt verbieden.”

Een conclusie van het rapport is dat er van „direct gevaar voor ontwrichting van de samenleving als geheel” niet kan worden gesproken. Wat zou uw aanbeveling zijn aan de overheid?

„Ik zou het goed vinden als er van overheidswege een instituut wordt opgericht om kennis over deze bewegingen te verzamelen, zeg maar de Belgische formule. Als ik ouders aan de lijn krijg, met de vraag: „Mijn kind is lid van een sekte, waar moet ik zijn?” dan weet ik niet wat moet ik zeggen. Ik zeg dan: Ga maar naar het openbaar ministerie. Maar er zou eigenlijk een instituut moeten komen waar mensen naartoe kunnen. Want op dit punt is er geen goed publiek richtpunt. Toch zitten er haken en ogen aan zo’n instituut. Stel je voor dat het instituut negatief advies geeft over een vereniging die de Holocaust ontkent. Zodra je iets zegt over zó’n organisatie, komt deze direct in het geweer en begint een juridische procedure.”

Biedt ons rechtsstelsel voldoende bescherming, mocht het toch eens misgaan?

„Dat weet ik niet. Je hoort mij nu nog niet zeggen dat dat niet zo is. Zover ben ik nog niet. Dit rapport is een eerste aanzet om dat debat eens te gaan voeren. Ik hoop dat de ministeries in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen vervolgonderzoek gaan doen.”

Kerkgenootschappen hebben een grote vrijheid, maar dat kan ook leiden tot misbruik van de organisatievorm.

„Zeker, dat heb ik voortdurend geroepen. Onder de vlag van ”kerkgenootschap” zwemmen allerlei vissen mee die er niet horen. Dat is de prijs die je betaalt voor vrijheid, het is aan vrijheid eigen. Er zijn helaas altijd groepen die misbruik van de vrijheid maken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer