Panfluitiste Liselotte Rokyta: Musiceren moet een levenshouding zijn
In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Vandaag panfluitiste Liselotte Rokyta.
Ze reist met de panfluit de hele wereld over, maar komt tot rust in haar dorpje in Noordoost-Tsjechië: Liselotte Rokyta, voor velen beter bekend als Liselotte Fennema. „Musiceren moet een levenshouding zijn.”
In de jaren negentig trad Liselotte Fennema veelvuldig op tijdens zangavonden en concerten. Op een groot aantal cd-boekjes prijkt haar naam. Ze vormde duo’s met muzikanten als Martin Mans, André Knevel, Peter Wildeman en Dub de Vries.
Intussen deed ze haar conservatoriumstudie en leerde ze de Tsjechische cimbalist Jan Rokyta kennen, met wie ze sinds vier jaar in Oost-Europa woont. Vanuit het dorpje in Moravië reist ze echter de hele wereld over, vooral voor tournees met de Canadese organist André Knevel. „Ik houd enorm van reizen, van muziek maken en van een onrustig leven”, zegt de panfluitiste. Ze is maandelijks een paar dagen in Amersfoort voor een ontmoeting met haar leerlingen.
1. Ik ben geboren voor de panfluit.
„Als kind wilde ik dierenarts óf zendelinge worden. Ik was een druk kind, speelde veel buitenshuis. Mijn zus speelde klarinet, ik kreeg blokfluit- en pianoles. Tijdens mijn vwo-opleiding richtte ik me nog steeds op dierenarts, hoewel ik op m’n 16e een hernia kreeg; niet echt handig in dat vak. Toen ik 17 was, had ik tijdens een open dag van de muziekschool in Amersfoort voor het eerst een panfluit in handen. Daarna ging het snel. Ik kreeg les van de Roemeen Damian Luca en al na een jaar deed ik, uit nieuwsgierigheid, toelatingsexamen voor het conservatorium. Ik zakte gigantisch voor muziektheorie, maar mijn solfège en speelexamen waren heel goed. Ik mocht beginnen. Samen met onder anderen Noortje van Middelkoop behoorde ik tot de eerste lichting jonge studenten. Daarvóór begonnen alleen mensen op latere leeftijd met de panfluitstudie. Wat me aanspreekt in het instrument? Een blaasinstrument komt heel dichtbij. De panfluit is in feite een basaal, primitief instrument. Met je adem bepaal je zelf helemaal de klank. Super! Er is ook een nadeel. Het is een wispelturig instrument. Als je niet lekker in je vel zit, is het niet betrouwbaar. Door de spierspanning in je nek zijn de sprongen iedere keer anders. Net als de trompet is het een zwaar instrument om te bespelen.”
2. Tsjechië is voor een panfluitiste een beter land dan Nederland.
„Voor mij wel, maar niet vanwege de panfluit. In Tsjechië speelt bijna niemand panfluit. Nee, vanwege de rust. In Nederland is het leven gejaagd, vol stress en vrijwel zonder rustpunten. Voor mijn studie verbleef ik een poos in Roemenië. Zulke leuke en mooie mensen, daar! Het gaat hun niet om het hebben van dingen, maar om de binding aan de eigen grond. Dat is hun zekerheid. Ze vonden mij arm, omdat ik dat niet had. Ik heb m’n hart aan Roemenië verloren. Tsjechië vormt een mooi midden tussen het arme Roemenië en Holland. We wonen in een klein dorpje tegen een berghelling, hebben rust, ruimte, een muziekkamer, geen buren. Heerlijk om te ontspannen tussen de tournees. Want ik ben wel veel van huis. Gelukkig is mijn man zelf ook musicus. We proberen, voor de kinderen, om de beurt weg te zijn.”
3. Roemeense volksmuziek is de mooiste muziek die er is.
„Ik word gezien als de specialist op het gebied van de Roemeense muziek. Maar ik speel ook hedendaags repertoire of bewerkingen van muziek van Debussy of Bartók. Wat betreft die volksmuziek: ik vraag aandacht voor volksmuziek in het algemeen. De hele kunstmuziek –Bach, Telemann, Mozart, maar ook hedendaagse– is niet te begrijpen zonder de invloed van volksmuziek. Vaak wordt er een tegenstelling gecreëerd tussen klassieke en volksmuziek. De eerste wordt opgehemeld, de tweede heeft een geitenwollensokkenimago. Dat is niet terecht. Ik heb ook een zwak gekregen voor muziek uit bijvoorbeeld Moravië, waar ik nu woon, of Transsylvanië.”
4. De klik die ik met organist André Knevel heb, heb ik met weinig anderen.
„Ik speel ook met veel andere musici. Hoewel ik vrij kritisch ben; ik kan er slecht tegen als er geen klik is. Dan kan ik niet prettig spelen. In 1996 ging Dolph Thierry van STH Records voor opnamen naar Canada. Hij vroeg me mee te gaan. Daar ontmoette ik André Knevel. En dat klikte. We voelen elkaar aan en alles is bespreekbaar. Vanaf dat moment zijn we tours gaan maken, in Canada en Nederland. Een aantal jaar ben ik ertussenuit geweest, maar sinds 2006 doen we weer regelmatig tournees. Momenteel per jaar twee in Cananda en één in Nederland. Overigens speel ik bijvoorbeeld ook met Martin Mans. Maar als ik met iemand een vastere muziekrelatie wil aangaan, zal ik dat eerst met André overleggen.”
5. Het maakt mij niet uit met wie ik samenspeel: klassieke of populaire muzikanten.
„Als het maar op een goede manier gebeurt. Ik geloof niet in muziek voor de elite, misschien vanwege mijn zwak voor volksmuziek. Ik zie geen tegenstelling tussen klassiek of populair. In Tsjechië speel ik vaak samen met de organist Jaroslav Tůma, een puritein die veel met Bach bezig is. Dat is ontzettend leuk. In Tsjechië hangt rond de panfluit niet het vooroordeel dat het een populair instrument is. Het gaat mij erom dat muziek maken niet goedkoop wordt, en dat je het niet alleen doet voor het geld. Daarom speel ik ook graag een tegenstem bij een mannenkoor. Op zo’n moment kun je ervoor zorgen dat ze mooier gaan zingen. Voor hen een mooie ervaring. Meewerken aan Nederland Zingt? Geen probleem, hoewel dat muzikaal weinig uitdaging biedt.”
6. In reformatorische kring heeft de panfluit ten onrechte het imago ”romantisch” of ”zwoel”.
„Het probleem met de panfluit is dat het algauw goed is. Je kunt drie noten spelen en hup, er moet een cd gemaakt worden. Daardoor wordt dat de standaard. Dat is wat je bij de Reformatorische Omroep vaak hoort. De panfluit is een effectinstrument, exotisch: als je ’m maar in je hand houdt, vindt half Nederland het al bijzonder. De kritische blik is weg. Eigenlijk raar, want al sinds 1983 is er een volwaardige panfluitopleiding aan het conservatorium. Voor de echte panfluitist is het geen hobby, maar een beroep. Het is meer dan de techniek onder de knie hebben. Het moet gepaard gaan met een algehele muzikale achtergrond. Als je het zo bekijkt, is er in Nederland maar een handjevol echte panfluitisten.”
7. Het is jammer dat er zo weinig echte composities voor de panfluit zijn.
„Er is inderdaad weinig originele muziek. Ook uit Roemenië, want die wordt vaak mondeling overgeleverd. Ga je die noteren, dan wordt het plat. In die muziek moet je je willen verdiepen, het vraagt achtergrondkennis. Het is jammer dat Bach en Mozart geen panfluitist in hun omgeving hadden, anders hadden ze ongetwijfeld voor dit instrument geschreven. Een stuk als ”Syrinx” van Debussy, daarvan weten we dat de componist de klank van de panfluit er het meest geschikt voor vond. Ik speel wel hedendaagse muziek. Maar dan heb je het probleem dat je nog geen afstand kunt nemen; veel muziek kun je pas later op haar waarde beoordelen.”
8. Ik geef net zo lief les aan beginners als aan conservatoriumstudenten.
„Vervelend om te zeggen, maar ik heb niet zo veel geduld voor beginners. Ik heb het twintig jaar gedaan, hoor; en in Tsjechië heb ik hen ook. Maar het duurt drie jaar voor ze de techniek beheersen. In Nederland heb ik nu een groep in de leeftijd van 17 tot 30 jaar. Die moeten het aankunnen om zelfstandig te studeren, anders is één keer in de maand te weinig. Ik wil een bepaalde gedrevenheid zien, dat ze zelf na willen denken. En als ze er echt hun brood mee willen verdienen, probeer ik hun bij te brengen dat het dan meer moet zijn dan een uitgebreide hobby. Alleen goed spelen is niet genoeg. Bij musiceren gaat het om een levenshouding.”
9. Door mijn man, cimbalist Jan Rokyta, heb ik een bredere kijk op muziek gekregen.
„Jan heeft een brede opleiding gehad, in zowel Nederland als Tsjechië. Hij heeft bij het orkest van het Internationaal Danstheater Amsterdam gewerkt, samengewerkt met vooraanstaande hedendaagse ensembles in Nederland, en als cimbalist veel met volks- en wereldmuziek gedaan. Hij is een veelzijdig musicus. Vooral de intentie waarmee hij musiceert en over muziek nadenkt, heeft mij veel nieuwe inzichten gegeven.”
10. Wijn en muziek hebben alles met elkaar te maken.
„Toen we nog in Nederland woonden, waren we actiever met onze muzikale wijnevenementen. Jan en ik zijn allebei gediplomeerd vinoloog. Tijdens presentaties voor onder andere Rabobankkantoren brachten we een programma van wijn en muziek, waarbij ik als panfluitist en wijnverteller optrad. Een leuke combinatie. Wijn is een artistiek product, waarbij het net als in de muziek gaat om vakmanschap en traditie. Jan en ik hebben allebei een grote liefde voor wijn én voor muziek. Op muzikale wijnevenementen komen beide passies samen.”
Levensloop Liselotte Rokyta
Liselotte Fennema wordt in 1971 in Heerhugowaard geboren. Ze groeit vanaf haar 7e op in Soest. Op haar 17e begint ze met panfluitles bij de Roemeen Damian Luca. Aan het conservatorium studeert ze bij de Roemeen Nicolae Pîrvu. Aan de Universiteit van Amsterdam volgt ze tevens de studie Roemeense taal en letterkunde. In het kader daarvan verblijft ze in 1997 drie maanden in de Noord-Roemeense regio Maramures.
Samen met de Canadese organist André Knevel vormt ze al jaren een duo. Ze geven jaarlijks zo’n vijftig concerten in Nederland, Canada en de VS. In Oost-Europa geeft ze concerten met de Tsjechische organist Jaroslav Tůma, die in 1986 het improvisatieconcours in Haarlem won.
Als docent gaf ze les aan de conservatoria van Zwolle en Tilburg en aan hogeschool Bourdon. Sinds 2007 heeft ze een eigen lespraktijk, in Nederland, Canada en Tsjechië. Momenteel heeft ze 22 leerlingen in Nederland.
In 1999 trouwt ze met de Tsjechische musicus Jan Rokyta, met wie ze ook een cimbaal/panfluitduo vormt. Tot 2009 woont het echtpaar in Amersfoort, waarna ze naar Tsjechië emigreren. Ze hebben een dochter van 11 en een zoon van 7.
Bij STH Records verscheen een groot aantal cd’s waaraan Liselotte Rokyta haar medewerking verleende.
Meer informatie: www.liselotterokyta.com