Kerk & religie

Laatste begijn woonde in Kortrijks hofje

KORTRIJK. De laatste begijn ter wereld, Marcella Pattyn, is vorige maand overleden. Het grootste gedeelte van haar leven woonde ze in het begijnhof in Kortrijk, op nummer 37.

Jan van Reenen
11 May 2013 15:45Gewijzigd op 15 November 2020 03:32
Gids Ludwine Degrieck bij een portret van Marcella Pattyn, de laatste begijn ter wereld. beeld RD
Gids Ludwine Degrieck bij een portret van Marcella Pattyn, de laatste begijn ter wereld. beeld RD

Twee middeleeuwse kerkgebouwen domineren het centrum van Kortrijk, een stad in het zuidwesten van België: de Sint-Maartenskerk en de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Daartussen staat een groep aaneengesloten witgeschilderde huizen met rode daken: het Sint-Elisabethbegijnhof, dat dateert van 1238. Het is een van 26 begijnhoven in België, waarvan er 13 op de werelderfgoedlijst van Unesco staan, waaronder dat van Kortrijk. In dit begijnhof woonde Marcella Pattyn, de laatste begijn ter wereld.

Het begijnhof wordt aan de achterzijde omsloten door een beukenhaag, aan de voorkant door een muur. Een poort en een hek, die elke avond om 21.00 uur worden gesloten, geven toegang tot het begijnhof, waar de stilte tastbaar is en het lawaai van de binnenstad wordt buitengesloten.

Op een met kasseien geplaveid plein staat een standbeeld van gravin Johanna van Vlaanderen, de stichter van het begijnhof. Rond het plein liggen de woningen. „De huizen, die allemaal stammen uit de zeventiende eeuw, worden in fasen gerestaureerd”, verduidelijkt gids Ludwine Degrieck van de West-Vlaamse Gidsenkring Kortrijk. „Ongeveer de helft van de 41 huizen is gerestaureerd en wordt nu bewoond.”

Degrieck wijst het huis aan waarin Marcella Pattyn woonde. Er staat een witte muur voor, waarvan de verf op diverse plaatsen afbladdert. Op een groengeverfde deur staat met grote letters het nummer: 37. Het huis heeft twee ramen. Op het dak liggen rode en blauwe pannen. Pal erachter rijst de Sint-Maartenskerk op.

Een straatje verderop woonde Mathilde Catteeuw, de huishoudster van Guido Gezelle. Ze trad in na het overlijden van de bekende dichter in 1902 en kreeg de naam ”begijntje Gezelle”.

Grootjuffrouw

In een van de andere –gehuurde– huizen woont Jacques Gekiere. De woonkamer biedt een prachtig uitzicht op het begijnhof en de kerk aan de overkant. „Ik heb het getroffen”, zegt Gekiere. „Andere huurders hebben minder licht in huis, of ze kijken gedeeltelijk uit op een blinde muur. Het is prachtig wonen hier, maar lastig is wel dat het huis niet zonder toestemming mag worden verbouwd. Dit is werelderfgoed.”

Weer terug op het plein wijst de gids op de verschillen tussen de huizen. Sommige begijnen woonden alleen, andere met z’n tweeën of drieën. „Ze mochten echter, zo luidden de regels, 
niet bij elkaar op visite komen. Dat was om het roddelen tegen 
te gaan. Aan het begin van de avond mochten ze wel met z’n 
allen samenkomen in het huis van de grootjuffrouw, de bazin van het begijnhof.”

Degrieck wijst het huis van de grootjuffrouw aan, dat groter is dan de andere huizen en geen witte pleisterlaag heeft. „Dankzij krachtige grootjuffrouwen bleef het begijnhof ook in moeilijke tijden bestaan. Dat waren vroeger vaak adellijke dames die geleerd hadden te besturen.” De woning, die is ingericht als museum, is momenteel gesloten vanwege renovatie.

Op het terrein van het begijnhof staan twee kapellen: een kleine waar de begijnen konden bidden, en een grote waar elke morgen de misviering plaatsvond. De grote kapel is open. Het interieur staat vol heiligenbeelden: Apollonia, Godelieve, Begga.

Begijnen waren vrouwen die leefden als alleenstaanden en deel uitmaakten van een lekengemeenschap binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Ze legden een tijdelijke gelofte van gehoorzaamheid af, en konden later, als ze dat wilden, weer uittreden. Ze beloofden geen huwelijk aan te gaan maar ze hoefden hun eigendommen niet af te staan. Kloosterzusters daarentegen legden een „eeuwige” gelofte van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede af.

„De meeste mensen denken bij begijnen aan sullige en sloffende oude vrouwtjes”, zegt Degrieck. „Maar ze waren juist zeer zelfstandig. Ze kozen er bewust voor om hier te leven. Ze bleven echter wel afhankelijk van de kerk, omdat er voor de misviering een –mannelijke– priester nodig was. Zo kon de kerk toch greep op hen houden.

Begijnen, die kenbaar waren aan een eenvoudig uniform, hebben vroeger veel goed werk gedaan en verrichtten bijvoorbeeld taken op het gebied van de sociale zorg en het onderwijs. Ze pasten op ernstig zieken in de stad, maakten en verkochten borduurwerk, wasten en streken voor de kerk en zetten een soort kleuterschool op. Door de invoering van de sociale wetten in de twintigste eeuw werd hun betekenis minder.”

Het begijnhof in Kortrijk beleefde zijn grootste bloei in de zeventiende eeuw, toen er 137 begijnen woonden. Na de Tweede Wereldoorlog verminderde dat aantal snel en vanaf de jaren zestig woonde Marcella Pattyn er lange tijd met twee slechts begijnen, juffrouw Laura en juffrouw Gusta. De laatste jaren, voordat ze in 2007 naar het rustoord Sint-Jozef verhuisde, was ze zelfs de enige begijn.

In de bezoekersruimte van de kapel sieren schilderijen van juffrouw Marcella en juffrouw Laura de wand. Er ligt nog een bidprentje van zuster Marcella ter gelegenheid van haar overlijden. Op de voorkant staat een foto van een vrolijk lachende vrouw in een zwarte jurk en met een witte doek om haar hoofd. De tekst vermeldt dat ze op 18 augustus 1920 werd geboren in Thysville in Kongo, dat ze haar intrede deed in het begijnhof van Sint-Amandsberg in 1941 en dat ze in 1960 naar het Kortrijks begijnhof verhuisde. „Na een leven van inzet, dienstbaarheid en toewijding, is zij rustig ingeslapen in het rusthuis Sint-Jozef in Kortrijk op 14 april 2013, gesterkt door het sacrament van de zieken.”

En even verderop is te lezen: „Met haar komt een einde aan een eeuwenoude traditie, gemaakt door sterke vrouwen die sober wilden leven en die in zuiverheid Christus navolgden. Ze getuigt stil maar krachtig dat je voluit mens kan worden in navolging van Christus.”

Buiten staat een 1,5 meter hoog zwart beeld van deze laatste begijn, ongeveer op ware grootte. „Ze was klein”, aldus de gids.

Poortdeur

Degrieck loopt verder naar de tweede en de derde uitbreiding van het begijnhof, richting de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Een aantal huizen is gegroepeerd rond een tuin. Ook hier is het stil. De lichtgroene blaadjes van de beukenhaag werpen lichte schaduwen op het pad.

Daar is de achteruitgang van het begijnhof. De poortdeur valt dicht achter de bezoekers.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer