Opinie

Profijt van kinderopvang

De laatste decennia staat in heel Europa kinderopvang hoog op de beleidsagenda. Hoe laat betaalde arbeid zich combineren met de zorg voor kinderen? De vrouwelijke arbeidsparticipatie in geïndustrialiseerde landen wordt in hoge mate bepaald door de beschikbaarheid van kinderopvang.

Dr. C. S. L. Janse
10 May 2013 11:59Gewijzigd op 15 November 2020 03:30

Daarbij geldt dat de lagere inkomensgroepen minder gebruikmaken van de opvangvoorzieningen dan hogere inkomensgroepen. Extra overheidsgeld komt dan ook vaak terecht bij gezinnen die reeds actief zijn op de arbeidsmarkt en tot de hogere inkomensgroepen behoren.

In Mens & Maatschappij (88e jaargang nr. 1) worden Vlaanderen en Zweden vergeleken als het gaat om de vraag welke inkomensgroepen het meest profiteren van de overheidsuitgaven voor kinderopvang. In het geval van kinderen jonger dan 3 jaar geldt dat 56 procent van de hoogste inkomensgroep in België gebruikmaakt van formele opvangvoorzieningen, tegen 25 procent van de laagste inkomensgroep.

Een dergelijk patroon is in vrijwel alle Europese landen aanwijsbaar. Ook in Nederland is het verschil groot. Daarentegen zijn in Denemarken en Zweden de verschillen beperkt. Het gebruik van kinderopvang ligt daar voor alle bevolkingsgroepen op een hoog niveau.

Zweden kent een recht op kinderopvang. Daarentegen is er in Vlaanderen een tekort aan opvangplaatsen. Dat laatste is in de praktijk vooral nadelig voor de laagste inkomensgroepen. Zowel in Zweden als in Vlaanderen zijn de tarieven gerelateerd aan het inkomen. In Vlaanderen wordt echter ook gewerkt met een systeem van fiscale kortingen, die het effect van de inkomensafhankelijke tarieven volledig ongedaan maken.


Res Publica (volume 55 nr.1) is gewijd aan jongeren en politiek. Jongeren (35 jaar of jonger) en ouderen (boven de 35) vertonen verschil in opkomst bij de verkiezingen. Bij jongeren is de opkomst lager. Hoewel ook onder oudere kiesgerechtigden de opkomst daalt, is dat onder jongeren vaak nog sterker het geval.

In tal van landen (maar niet in alle) heeft de opkomstkloof de neiging om steeds groter te worden. Dat zou te maken kunnen hebben met een langzamere transitie naar de volwassenheid. Als de jongere generatie bij het ouder worden zou volharden in haar lage opkomst, komt zowel de legitimiteit als de representativiteit van democratische systemen onder druk te staan.

Nederland kenmerkt zich door een tamelijk stabiel opkomstpatroon. De opkomstkloof tussen jongeren en ouderen is wel duidelijk aanwijsbaar, maar is in de loop der jaren niet toegenomen.

Daarentegen is er in Canada, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Noorwegen wel sprake van een steeds groter wordende kloof tussen de opkomst van jongeren en ouderen.

In landen met een stelsel van evenredige vertegenwoordiging blijkt de opkomstkloof lager te zijn. Het vergroten van het stemgemak (stemmen per brief of bij volmacht) lijkt weinig effect te hebben op de jongeren. Veeleer vergroot dat de opkomstkloof. Wellicht leidt de aanwezigheid van een groot aantal partijen ertoe dat jongeren eerder thuisblijven omdat ze geen keuze kunnen maken.

De gedachte dat verkiezingen waarbij er veel op het spel staat, waarbij er een nek-aan-nekrace is tussen twee partijen, meer (jonge) kiezers trekken, wordt in het onderzoek onvoldoende ondersteund.


Liberaal reveil (54e jaargang nr. 1) heeft een themanummer over Defensie. Daarin wordt de vraag gesteld wat anno nu de doelen zijn voor de Nederlandse krijgsmacht. Dit tegen de achtergrond van de voortdurende bezuinigingen.

Tijdens de Koude Oorlog hadden we een omvangrijk leger dienstplichtigen. Na het wegvallen van de Sovjetdreiging ging het vooral om expeditionair optreden. De krijgsmacht moest overal ter wereld inzetbaar zijn voor crisisbeheersingsoperaties.

Na de jongste bezuinigingsrondes is het de vraag of er nog wel sprake is van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht. Het risico is reëel dat straks geen enkel soort missie tot een goed einde gebracht kan worden.

Andere EU-landen bezuinigen eveneens op hun defensie-uitgaven. Amerika verschuift ook zijn defensieprioriteiten naar Azië en de Pacific, zulks ten koste van Europa.

De primaire taak van een krijgsmacht bestaat nog altijd uit het beschermen van de landsgrenzen. Een ambitieus doel zoals bevordering van de internationale rechtsorde, ook al is dat opgenomen in de Grondwet, hoort daar niet bij.

We zullen onderscheid moeten maken tussen belangen en vitale belangen en evenzo tussen dreigingen en existentiële dreigingen. In Irak en Afghanistan waren geen vitale Nederlandse belangen in het geding. We moeten ons op internationaal niveau een bescheidener rol aanmeten.

Vitale belangen zijn aan de orde in Zuidoost-Europa (Bosnië, Kosovo) en bij 
de strijd tegen piraterij. Bij deze heroriëntatie kunnen we uit de voeten met een kleinere defensiecapaciteit en minder middelen.

Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer