Wereld gespaard voor La Niña
Aanwijzingen dat zich een uitzonderlijke weersconstellatie aan het ontwikkelen is, die La Niña wordt genoemd, zijn verdwenen. De wereld blijft daardoor voorlopig gespaard voor de extreme droogte en regenval die dat plaatselijk tot gevolg kan hebben.
Dat heeft de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO), een VN-orgaan, vrijdag gezegd.
La Niña is het omgekeerde van El Niño, het inmiddels bekende verschijnsel van opwarming van het water van de Grote Oceaan, waardoor op verschillende plaatsen extreme weersomstandigheden ontstaan. Als La Niña zich voordoet, koelt het water van de Grote Oceaan juist af, waarna doorgaans een jaar volgt van droogte in Zuid-Amerika, droogte afgewisseld door overstromingen in Afrika en zware regen in Azië.
”El Niño” betekent jongetje, maar ook kerstkind. De Spaanse term dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw, toen Peruaanse vissers hem gebruikten om de warme golfstroom aan te duiden die rond Kerstmis hun westkust aandeed. ”La Niña” betekent meisje.
De laatste El Niño heeft afgelopen voorjaar overstromingen teweeggebracht in het zuiden van de Verenigde Staten en droogte in tal van andere landen, van Australië tot Brazilië. Daarna leek het erop dat zich in het tropische deel van de Grote Oceaan een omvangrijke La Niña aan het ontwikkelen was. De watertemperatuur in dat deel van de oceaan lag in mei en juni een graad Celsius lager dan normaal. Uiteindelijk bleef het verschijnsel uit en de watertemperatuur heeft inmiddels weer min of meer gebruikelijke waarden.
Voorspellers van de WMO achten het wel zaak waakzaam te blijven en de zeetemperatuur goed in de gaten te houden om te bepalen of La Niña of El Niño zich alsnog zal voordoen in 2004.
De laatste La Niña duurde uitzonderlijk lang, van medio 1998 tot begin 2001. Zij werd voorafgegaan door een hevige El Niño, die in 1997 begon en stormen, hittegolven, branden, overstromingen, vorst en droogte in de wereld veroorzaakte. Deze kostten aan duizenden mensen het leven. De schade werd geschat op 27 miljard euro.
De zomer van 2003 was een echte smogzomer. In grote delen van Europa was de uitstoot van schadelijke ozongassen hoger dan in de voorbije tien jaar.
De smog was vooral ernstig tijdens de lange hittegolf in augustus, zo heeft het Europese Milieuagentschap in Kopenhagen vrijdag meegedeeld. Van de 31 onderzochte landen hadden 23 minstens een dag bovenmatige vervuiling met ozon.
De ozon ontstaat door een combinatie van hitte en bepaalde gassen uit verkeer en industrie. Anders dan in de ozonlaag rond de aarde, is ozon bij de grond schadelijk. Kinderen en gevoelige volwassenen kunnen gezondheidsschade oplopen als een kubieke meter lucht meer dan 180 microgram ozon bevat.
Nederland overschreed de gezondheidsnorm deze zomer op dertien dagen, gemiddeld ruim drie uur lang. De hoogste piek kwam uit op 276 microgram, anderhalf keer de norm.
Ozonvervuiling kwam veel meer voor in Italië, Griekenland, Frankrijk en Spanje. In Italië was tussen april en augustus zelfs 108 dagen smogalarm. De hoogste piek is gemeten in het zuidoosten van Frankrijk: in Sausset les Pins heerste begin augustus 417 microgram ozon per kubieke meter lucht, ruim tweemaal de norm. Alleen in Scandinavië, Ierland en de Baltische staten is de hele zomer geen smogalarm geweest.