Weerlegging
Romeinen 3:31
„Doen wij dan de wet teniet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.”
Het is alsof Paulus zegt: „Laat mijn leer leugenachtig of waar zijn, God erkent hem als Zijn leer, gebiedt er Zijn zegen over, zet er Zijn zegel op en wordt erdoor verheerlijkt. Als God wordt verheerlijkt en de waarheid duidelijk wordt geopenbaard aan zondaren, moet u zwijgen en niets overhaast doen.”
Paulus merkt dat voorvechters van de wet blijven woeden, om zo goede werken aan te prijzen. Hij stelt hun het oordeel van de wet en de volvoering ervan voor en noemt die rechtvaardig. „Want indien de waarheid Gods door mijn leugen overvloediger is geworden, tot Zijn heerlijkheid, wat word ik ook nog als een zondaar geoordeeld? Zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? Welker verdoemenis rechtvaardig is” (Romeinen 3:7,8). Als dit zo is, zegt Paulus, zijn we allen gelijk.
En als we allen in één staat verkeren, waarom ben ik dan geroepen, onderwezen, geheiligd en uitgezonden om te prediken? Dat ik ben uitgezonden om te prediken, is duidelijk, omdat de waarheid Gods door mijn leer overvloediger is geweest tot Zijn heerlijkheid.
W. Huntington, predikant te Londen
(”De wet bevestigd door het geloof in Christus”, 1786)