Onbekommerd vogels voeren
Mijn poes was nog niet verdwenen of ik schreef ”voedertafel” op mijn verlanglijst. Niet dat Poes veel vogels ving. Het lukte haar één keer een verzwakte fitis te vangen; het was in november en het beestje had allang in het zuiden moeten zijn. Tijdens de laatste dans met gespreide vleugels maakte het geelgroene vogeltje een vlucht door mijn keuken en eindigde in de omarming van Poes’ fluwelen poten. Een kansloze omhelzing, die uitmondde in een tragisch stilleven.
Om verdere moord en doodslag in de achtertuin te voorkomen, liet ik het vogelvoeren aan buren over. Nadat Poes verdween, kocht ik onmiddellijk een enorme zak met zaad en strooide kwistig in het rond. En ja hoor, daar kwamen ze. De mussen die mijn roodborst wegpestten, de merels die de mussen verdreven. Houtduiven, die op hun beurt de kleinere tortelduiven de stuipen op het lijf joegen. De tortelduiven voortdurend met zijn drieën, zodat ik de conclusie trek dat hun enig kind, vorig jaar geboren op een uitbouw van mijn huis, ervoor gekozen heeft om nog niet meteen zelfstandig te gaan wonen. Tortelduiven acclimatiseren in mediterrane landen, waar ze wellicht zien dat kinderen tot ver in de volwassenheid onder de vleugels van moeders floreren.
Voor het raam leerde ik meer. De vinken verdroegen de duiven. De Vlaamse gaai kwam als iedereen weg was en sloopte deskundig het net met pinda’s, waarbij hij één pinda inslikte en de volgende in zijn snavel hield en binnen drie dagen een paar ons pinda’s achteroverdrukte en ergens verborg.
Soms zag ik een sijsje. Zo’n vogeltje dwarrelt je tuin in, pikt bescheiden aan een zaadbol en verdwijnt dan weer. Verder zag ik het zelfvertrouwen van de roodborst groeien. Steeds langer duurde zijn ontbijt dan wel lunch of diner en hij was vaker in gezelschap van vink of heggenmus.
Nu de lente in volle hevigheid is losgebarsten vind ik het welletjes, dat strooien met zaad. Bovendien zie ik met genoegen hoe merels zich met passie op de pieren storten en de lijster smult van slakken die zich sinds jaar en dag ongebreideld vermenigvuldigen in mijn achtertuin.
Ik had alleen een kleinigheidje over het hoofd gezien. Merkwaardig gewas herinnert mij er ineens aan dat zaad ontkiemt. We hebben het nu niet over een paar zaadjes, ik heb vele kilo’s rondgestrooid. Ik ben nog in de weer geweest met stoffer en blik en zelfs, toen het schemerde, besmuikt met een stofzuiger aan een verlengsnoer. Het had geen effect. Ik moet door de knieën om tienduizend sprietjes het hoofd te bieden of overwegen biologisch te gaan boeren.