Jubilerende ds. Bos: Het gaat om de Koning van de kerk
HOOGEVEEN. „Laten predikanten vooral doorgaan met preken.” Dat is de wens van ds. E. J. Bos, die zelf sinds twee jaar niet meer kán preken. De hervormde predikant uit Hoogeveen stond maandag veertig jaar in het ambt.
„Het is een wonder dat ik hier zit”, zegt ds. Bos. Twee jaar geleden, op 12 maart 2011, kreeg hij een herseninfarct dat hem aan de rand van het graf bracht. „Toen ik na zes weken uit het ziekenhuis kwam, kon ik niets meer. Zelfs niet lopen en eten.”
Toen ds. Bos in het verpleeghuis verbleef, zag hij bouwvakkers buiten hun brood opeten. „Ik vond hen bevoorrecht en dacht dat ik zelf niet meer zo ver zou komen. Het eerste dat ik zonder sonde binnenkreeg, was een theelepeltje water. Nu kan ik weer eten en ik geniet ervan. Ik heb leren lopen, kan nu weer fietsen met een driewieler, autorijden. En ik ga weer naar de kerk. Nu weet ik pas écht wat dankbaarheid is.”
Psalm 116
De predikant zegt pas later beseft te hebben dat hij nabij de dood is geweest. Hij heeft naar eigen zeggen nooit aan de Heere gevraagd waarom hem dit alles overkwam, wel waarom hij weer mocht opknappen. Ds. Bos citeert twee regels van Psalm 116, die zijn geestelijke toestand van toen weergaven: „Ik lag gekneld in banden van de dood” en „Wat zal ik, met Gods gunsten overlaân, Die trouwe Heer voor zijn genâ vergelden?”
Ds. Bos vertelt dat hij in die moeilijke tijd niet alleen was. „Jezus Christus was dicht bij me. Ik heb Zijn aanwezigheid ervaren. Daarom zou ik deze tijd toch niet graag hebben willen missen.”
Tussen de partijen
De predikant uit Hoogeveen noemt zich een bruggenbouwer. Dat heeft te maken met zijn achtergrond, zegt hij. „In de Puttense buurtschap Hell, waar ik opgroeide, hadden we rooms-katholieke buren. We gingen op een gewone manier met hen om. Een vriend op de middelbare school was gereformeerd. In mijn familie waren niet alleen hervormden maar ook gereformeerden en bevindelijk gereformeerden. Ik zal niet gauw iemand in een hokje plaatsen of veroordelen.”
Hij geeft nog een voorbeeld. „We spraken eens tijdens een christelijke vakantiereis met mensen die lid waren van een pinkstergemeente. Anderen meden hen zodra ze van hun kerkgenootschap afwisten. Dat mag toch niet?”
Ds. Bos vraagt zich in zulke gevallen af wat Jezus zou doen. „Hij sprak met een Samaritaanse vrouw, at met tollenaren en zondaren en kwam in huis bij Zacheüs.”
Tijdens zijn predikantschap kwam het staan tussen de partijen soms goed van pas, vooral in gemeenten met een grote verscheidenheid. „Ik was ruimhartig op ondergeschikte punten, zoals de lengte van de dienst of het zingen van een gezang. Daarover zijn immers zo veel verschillende opvattingen. Het gaat om de Koning van de kerk. Hij wordt door ons aangebeden, en ook door christenen in Zimbabwe en Rusland, door mensen met heel andere gewoonten op kerkelijk gebied. Wie ben ik dan om precies te weten hoe het allemaal zit?”
Een predikant moet zich opstellen als dienaar van de gemeente, aldus ds. Bos. „Als ik ergens preek, ben ik gast en gedraag ik me als zodanig. Maar met behoud van mijn identiteit, want de preek pas ik niet aan.”
Inspanning
Tegenwoordig zit ds. Bos ’s zondags onder het gehoor van collega-predikanten. Hij vindt het jammer dat hij zelf niet meer kan preken. „Maar God gaat door met Zijn werk. De kerk hangt niet af van de inspanning van een predikant. Gelukkig niet.”
Ds. E. J. Bos
Evert Jan Bos werd in 1944 in Putten geboren en studeerde theologie in Utrecht. Zijn eerste gemeente was Kamperveen (1973), daarna volgde Hattem (1977). In 1985 vertrok hij naar Numansdorp. Vanaf 1989 diende hij de gemeente van Vlagtwedde in Groningen. In 1998 ging ds. Bos naar Dedemsvaart. Zijn laatste gemeente was het Drentse Elim (2004), waar hij in 2008 met emeritaat ging. Na zijn emeritaat bleef hij preken, totdat hij in 2011 een herseninfarct kreeg. Het echtpaar Bos heeft twee kinderen en vier kleinkinderen.