Plaquette voor Joods kerkhof in Gouda
GOUDA. Bewoners van de Bloemendaalseweg in Gouda plaatsen zaterdag een plaquette op de voormalige Joodse begraafplaats. Het betreft een initiatief van mensen uit deze straat.
De omwonenden wilden graag een herinnering aan de voormalige begraafplaats aan de Bloemendaalseweg plaatsen. Op het gedenkteken staan onder meer een oude luchtfoto van de locatie en een korte verklarende tekst. De opzet van de plaquette is afgestemd met de Joodse gemeenschap in Gouda.
De plaquette wordt bevestigd aan de hefbrug bij de hoek Bloemendaalseweg, Ridder van Catsweg en Buchnerweg. Deze brug, die nu toegang geeft tot het Groencentrum Bloemendaal, stamt uit recente tijden. Zijn voorganger gaf toegang tot de Joodse kerkhof, dat zich van 16 november 1930 tot 31 augustus 1976 rond het huidige terrein van het groencentrum bevond.
„In de archieven is een aanvraag te vinden van 17 januari 1930 waarin aan de toenmalige eigenaar van de grond, de gemeente Waddinxveen, toestemming werd gevraagd om op kadastraal perceel H 965 een begraafplaats te vestigen”, zegt Paul Wennekes van de Vereniging Bescherming Bloemendaalseweg Gouda. „Zowel Gouda als Waddinxveen moest toestemming geven omdat de gemeentegrens er vlak langs liep en er direct naast een begraafplaats geen bebouwing mocht zijn of komen. De begraafplaats was 35 meter breed.”
Op het terrein was evenwijdig aan de Bloemendaalseweg een muur neergezet met een toegangspoort naar de begraafplaats. „Op de begraafplaats stond vooraan een huis en verderop een zogeheten metaheerhuis, een lijkenhuis dat is bedoeld voor het ritueel reinigen van de doden.”
De begraafplaats bleef in gebruik tot de verkoop aan Gouda op 1 september 1975. Het verplaatsen van de graven vond plaats tussen april en augustus 1976. De overblijfselen zijn onder rabbinaal toezicht overgebracht naar een Joodse begraafplaats in Wageningen.
Wennekes: „Een bijzonder detail is dat bij de grondverkoop aan de gemeente al het land was verkocht. De omringende sloten bleken echter nog steeds van de Joodse gemeenschap te zijn. Op voorstel van Gouda zijn die zonder geldelijke vergoeding aan de gemeente verkocht.”
De begraafplaats had volgens de Joodse wetten en regels nooit verplaatst mogen worden, want op Joodse begraafplaatsen geldt eeuwigdurende grafrust. Volgens omwonenden was verplaatsing noodzakelijk vanwege de hoge waterstand.
Wennekes houdt het liever bij de officiële lezing en verklaring van het Nederlands-Israëlisch Kerkgenootschap (NIK) die werd afgegeven voor het verplaatsen van de Joodse begraafplaats. „Als gevolg van het wegvallen van 85 procent van de Joodse gemeenschap in de jaren 1940-1945, kreeg het NIK na de oorlog tegen wil en dank bijna 200 begraafplaatsen in eigendom. Dit betrof begraafplaatsen van gemeenschappen die werden opgeheven. Het NIK was en is nauwelijks in staat om het beheer van dit aanzienlijke aantal begraafplaatsen op adequate wijze uit te voeren. Voor onderhoud aan grafmonumenten, gebouwen, omheiningen en dergelijke zijn geen fondsen beschikbaar.”