Stroom geweldsmeldingen RK-kerk sinds Deetman
UTRECHT (ANP). Het onderzoek van de commissie-Deetman naar misbruik in de katholieke kerk heeft gezorgd voor een stroom nieuwe meldingen over lichamelijk en geestelijk geweld. Dat zegt het Meldpunt Seksueel Misbruik RKK vrijdag. Vóór de publicatie van het rapport werd daar bijna alleen maar seksueel misbruik gemeld.
In februari en maart kwamen ‘tientallen’ nieuwe meldingen binnen, waarvan 40 procent betrekking heeft op lichamelijk en/of geestelijk geweld. Een derde kwam van mannen en twee derde van vrouwen. Een woordvoerder van het meldpunt: „Klachten over seksueel misbruik komen al jaren bij ons binnen, maar door de commissie-Deetman is er ineens ook aandacht voor lichamelijk en geestelijk geweld.”
Het meldpunt heeft sinds haar oprichting in 2010 bijna 2700 misbruikmeldingen ontvangen, waarvan verreweg de meeste met seksualiteit te maken hadden. In 2,9 procent van de gevallen betreft het geestelijke mishandeling en 4,9 procent gaat om lichamelijk geweld. „Het hangt natuurlijk vaak met elkaar samen: bij seksueel misbruik kan ook lichamelijk geweld in het spel zijn. Wij wisten dat wel, maar ons meldpunt was er niet voor.”
De media-aandacht en de ophef in de Tweede Kamer hebben dat veranderd, stelt de zegsman. „De Kamer vroeg zich na het tweede rapport, dat over seksueel misbruik en geweld tegen meisjes, af: hoe zit het met andere geweldsslachtoffers?”
Slachtoffers van lichamelijk en geestelijk geweld kunnen nu wel bij het meldpunt terecht. „Al moet er nog wel een regeling komen voor de vervolgstappen en compensatie. Dat is ook aan de bisdommen. We hopen daar binnen een maand meer duidelijkheid over te hebben.”
Het meldpunt pleit voor nader onderzoek naar lichamelijk en geestelijk misbruik in de kerk. „Met een duidelijke definitie kunnen we zaken beter beoordelen. Want wat is nou precies lichamelijk geweld? Meer dan een corrigerende tik, maar wat dan?” Tweede Kamerleden hebben minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie) daar ook om gevraagd, aldus de woordvoerder. „Maar toen reageerde hij heel omfloerst: ‘dat moeten we nog maar eens zien’.”