Centrumrechts favoriet bij verkiezing IJsland
REYKJAVIK (ANP/RTR/DPA). Vijf jaar na de bankencrisis staat IJsland voor een machtswisseling. Ondanks succesvolle crisisbeheersing liggen de regerende sociaaldemocraten in de peilingen hopeloos achter. Bij de parlementsverkiezingen zaterdag kan de centrumlinkse coalitie rekenen op vrijwel een halvering van het aantal zetels.
Met 26 procent van de stemmen in de jongste peiling van de krant Fréttabladid zou de 38-jarige voorman van de Progressieve Partij, Sigmundur Gunnlaugsonn, wel eens de volgende regeringsleider kunnen zijn. Een coalitie met de conservatieve Onafhankelijksheidspartij behoort dan tot de mogelijkheden. Deze traditioneel grootste partij volgt de progressieven op 24 procent. In een eindsprint zou hun partijleider Bjarni Benediktsson ook nog hoge ogen kunnen gooien voor het hoogste ambt in de regering.
De dagen dat de mensen op het Atlantische eiland genoten van goedkoop krediet, luxe auto’s en gestaag stijgende huizenprijzen zijn voorbij. Sinds de economie van IJsland instortte, is de middenklasse opgezadeld met schulden en oude auto’s. Ongeveer 40 procent van de mensen worstelt om rond te komen en 10 procent heeft een achterstand bij de aflossing van de hypotheek.
Opiniepeilingen tonen dat de kiezers de sociaaldemocraten en de condities waaronder het land financiële steun kreeg van het IMF, verwerpen. De progressieve en conservatieve krachten beloven nu belastingverlagingen, schuldverlichting voor huishoudens en beëindiging van kapitaalcontroles die investeringen hebben gesmoord. Maar critici zeggen dat zij het risico creëren van onrealistische verwachtingen voor een sneller herstel.
Het land met 320.000 inwoners dat van oudsher leefde van de visserij en de visverwerkende industrie, ontpopte zich na de eeuwwisseling als een financieel centrum. De geliberaliseerde banken leenden veel goedkoop geld op de kredietmarkten in Europa en trokken miljarden euro’s aan spaargeld aan uit landen als Groot-Brittannië en Nederland.
Toen de zeepbel in 2008 barstte, vielen IJslands drie grootste banken om. Op dat moment hadden ze activa vergaard ter waarde van 180 miljard dollar, ofwel meer dan 10 keer het jaarlijkse bruto binnenlands product. Vastgoedprijzen stortten in en het land was nagenoeg failliet. Het was een voorbode van wat komen ging in Europa.