Het Grote Huis
Als wij de kans krijgen, trekken we weer het verloren paradijs in en eten gauw van de boom des levens. Wij nemen graag genoegen met de tuin in plaats van met de Tuinman (Christus). Als amateurs die de aarde het hof maken. Het is Gods genade dat Hij na de zondeval een engel plaatst bij de ingang van het paradijs. God wil ons niet hebben in het verloren paradijs, maar in het nieuwe paradijs. Het draait niet om de tuin, maar om de Tuinman.
Ik dacht hieraan tijdens de presentatie van het boek ”Het Grote Huis” van Ewald Mackay. Een gloedvolle bijeenkomst in de geest van het negentiende-eeuwse Reveil. Mackay beschrijft in zijn fijnzinnige boekje hoe christenen in een seculier Europa kunnen voortleven. Hij duidt aan hoe de christelijke geloofstraditie in een postmoderne wereld kan worden bewaard en doorgegeven.
Mackay wijst op het Grote Huis van de christelijke traditie: een leerhuis waarbinnen de geloofstraditie wordt bewaard. Daar moeten wij worden gevoed. Die christelijke traditie is lang, breed, diep en rijk. Wij putten daaruit doorgaans te weinig en beperken ons vaak tot reformatorische uitlopers. Jammer, en een miskenning van wat God heeft geschonken in deze lange traditie. Denk slechts aan wat de Vroege Kerk ons aanreikt.
Tijdens de presentatie vroeg Bart Jan Spruyt de auteur waar dat Grote Huis staat. Later beantwoordt Spruyt deze vraag zelf in een opiniebijdrage (RD 6-4). Hij concludeert dan dat dit leerhuis een bibliotheek, een hervormd lokaal of een kathedraal in Oxford kan zijn. Het kan eigenlijk overal zijn waar de toegang tot de christelijke traditie wordt ontsloten en ontvouwd. Ik deel deze hunkering naar bevindelijke diepte en katholieke breedte.
Tegelijkertijd zie ik ook risico’s aan het vertoeven in onze christelijke traditie. Voor je het weet ben je weer op zoek naar dat verloren paradijs. Een hang naar nostalgie; een vlucht uit het heden naar het verleden. Hier, op deze plek, in déze wereld en nú moeten wij God dienen en Hem genieten.
Er is meer. Spruyt haakt aan bij ds. Visscher in zijn ideeën over een denktank voor de gereformeerde gezindte. Hij denkt dan aan vijf christelijke leerhuizen, verspreid over de biblebelt, om christenen te wapenen voor onze tijd. Hier zie ik weinig in. Met deze leerhuizen bereik je slechts een kleine bovenlaag van onze gezindte.
Er is een beter instrument: de prediking. De prediking is bij uitstek het Grote Huis waarin christenen mogen wonen en waar zij worden toegerust voor onze tijd. De prediking komt iedere week terug en de gehéle gemeente wordt ermee bereikt. Jong en oud, geleerd en ongeleerd. Mooier kan niet.
De vraag is natuurlijk of christenen voldoende toerusting krijgen vanuit de prediking. Dat is een zorgpunt. Het Bijbeltje waaruit onder ons wordt gepreekt, is zeer dun. Het leeuwendeel van de preken cirkelt rond de toe-eigening, liefst rond het bekende stramien. Dit is geen eenzijdig verwijt richting predikanten; veel gemeenteleden willen niet anders horen. Velen vinden hun zekerheid in vertrouwde klanken en woorden. Steniging is de natuurlijke reactie op werkelijk profetische prediking.
Er valt al veel te verbeteren als predikanten afstappen van hun ”perikopenprediking” en overgaan tot de ”lectio continua”: de calvinistische praktijk om door een heel Bijbelboek heen te preken. Dan wordt de volle raad van God verkondigd, ook als het gaat om het concrete leven van alledag en het staan in een godloze omgeving.
Ieder Bijbelboek moet in zijn eigenheid en weerbarstigheid gehoord, verwerkt en vertolkt worden, in samenhang met wat er omgaat in het hart én leven van de hedendaagse hoorder aan zorgen en zonden, aan twijfels en vragen, aan geloof en vreugde. Sola Scriptura én tota Scriptura! Dit leidt tot wekelijkse verrassingen en tot toerusting van Hogerhand.
Mijn stelling is dat we het Grote Huis moeten vinden in de prediking. Dan lopen we ook minder het risico dat we op zoek zijn naar de tuin in plaats van naar de Tuinman. „We shall overcome, some day.”
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer. Reageren? gedachtegoed@refdag.nl