Rechtbank eist correcte vastlegging afspraak onkostenvergoeding vrijwilliger
Maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol in ons dagelijks leven. De werkzaamheden en de inzet van vrijwilligers zijn daarbij onmisbaar.
Hoewel het misschien niet altijd noodzakelijk wordt gevonden door de vrijwilliger zelf, kunnen stichtingen, verenigingen en kerken aan vrijwilligers een vergoeding toekennen voor de door hen verrichte werkzaamheden (de vrijwilligersvergoeding) of een onkostenvergoeding. Indien dit niet meer dan 150 euro per maand is én niet meer dan 1500 euro per persoon per jaar, is daar in beginsel geen loonheffing over verschuldigd. De vrijwilliger kan er uiteraard voor kiezen om uit vrijgevigheid af te zien van de vergoeding.
Het afzien van een vrijwilligersvergoeding kan worden gekwalificeerd als een ‘gift’ aan de stichting, vereniging of kerk. Omdat giften –binnen bepaalde grenzen– aftrekbaar zijn in de aangifte inkomstenbelasting van de vrijwilliger, profiteert in dit geval behalve de instelling ook de vrijwilliger hiervan.
Om een gift in mindering te kunnen brengen op het inkomen, dient aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan. In navolging van een reeks gerechtelijke uitspraken zijn deze voorwaarden sinds 1 januari 2012 als volgt:
De instelling heeft de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI). Sport- en muziekverenigingen hebben die vaak niet.
De instelling heeft een verklaring afgegeven dat de belastingplichtige zich als vrijwilliger in de zin van de loonbelasting heeft ingezet.
De vrijwilliger kan aanspraak maken op de in de verklaring genoemde vergoeding.
De instelling is bereid en in staat de vergoeding uit te keren.
De vrijwilliger heeft de vrijheid om over de vergoeding te beschikken.
Sinds 2012 is bovendien expliciet in de wet opgenomen dat een vrijwilliger die afziet van onkostenvergoedingen, een giftenaftrek in aanmerking kan nemen. Dit kan op voorwaarde dat de kosten naar algemeen maatschappelijke opvattingen behoren te worden vergoed, waarbij voor autokosten een maximum van 19 cent per kilometer geldt.
In overleg tussen de stichting, vereniging of kerk enerzijds en de vrijwilliger anderzijds, kunnen er afspraken worden gemaakt over het afzien van vrijwilligersvergoedingen. Een zorgvuldige en correcte vastlegging van deze afspraken in de vrijwilligersverklaring kan noodzakelijk zijn om de giftenaftrek toe te passen. Vooral een correcte vastlegging van de voorwaarde dat de vrijwilliger de vrijheid heeft om over de vergoeding te beschikken, luistert nauw.
Zonder een correcte vastlegging van deze voorwaarde is er namelijk geen sprake van een vermogensverschuiving, zo blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank Zeeland/West-Brabant. In de door de rechtbank behandelde zaak was de vrijwilliger verplicht om schriftelijk te verklaren dat hij bij toekenning van een vrijwilligersvergoeding tevens gelijk zou afzien van uitbetaling daarvan. Omdat de vrijwilliger hierdoor nooit aanspraak zou kunnen maken op de vergoeding, kon hij de vergoeding volgens de rechtbank dus ook niet terugschenken. De gift was dan ook niet aftrekbaar in de aangifte van de vrijwilliger.
Had de vrijwilliger eenzijdig hebben verklaard dat hij zou afzien van de uitbetaling van de vergoeding, dan was de uitkomst wellicht anders geweest. Een dergelijke verklaring van de vrijwilliger mag nadrukkelijk geen deel uitmaken van de afspraken over de toekenning van de vergoeding.
Auteur is werkzaam bij RSM Niehe Lancée Kooij Belastingadviseurs NV.