Albert Jan Maat van LTO Nederland over het sociaal akkoord
Jarenlang was het stil in de polder, maar nu hebben werkgevers en werknemers elkaar gevonden in een groot akkoord. „Samenwerken als het erop aankomt, dat hoort bij onze volksaard”, zegt Albert Jan Maat (60), die als voorzitter van land- en tuinbouworganisatie LTO Nederland aan de onderhandelingstafel zat.
Toen
Als we het over polderen hebben, moeten we ver terug in de geschiedenis beginnen. Je mag zelfs stellen dat dit land door polderen is gevormd, letterlijk en figuurlijk. De helft van Nederland zou niet zijn zoals het nu is, als we niet samen hadden opgetrokken in de strijd tegen het water, in het terugdringen van de zee, bij het aanleggen van de dijken. Je kunt constateren dat we van meet af aan iets in onze volksaard hebben gehad wat ertoe leidt dat als het erop aankomt, de mensen zeggen: we moeten samenwerken, dat is in het belang van ons allemaal, daar gaan we met z’n allen voor.
Die mentaliteit fungeert ook als drijfveer in economisch moeilijke tijden. Groepen waarvan je in eerste instantie zou denken dat ze tegenover elkaar staan, zoeken elkaar dan toch op om na te gaan: hoe zullen we met vereende krachten ervoor zorgen dat dit land niet onder water loopt.
Dat zit in de genen van werkgevers en werknemers. Dat heeft het verleden aangetoond. Dat zag je in de jaren tachtig, toen we kampten met ernstige economische tegenslag en toen er sprake was van veel arbeidsonrust. Nu herhaalt zich dat, nu er onzekerheid heerst over de pensioenen, veel ondernemers moeten knokken om overeind te blijven, werknemers niet weten of ze hun baan behouden. Dan blijkt dat er samenwerking tot stand komt, dat mensen over hun eigen schaduw durven heen springen.
Polderen is iets typisch Nederlands. En bij boeren en tuinders, die ik mag vertegenwoordigen in het sociaal overleg, leeft dat helemaal heel sterk, durf ik wel te beweren. Als je op het Nederlandse landschap let, zoals dat erbij ligt, op de polders: dat zou zonder de boeren niet zijn gelukt.
Een hoogtepunt in het polderen tussen de sociale partners was het akkoord van Wassenaar, in 1982. Dat heeft bijgedragen tot meer draagvlak om maatregelen te nemen om de crisis te bestrijden. Ik was daar zelf destijds niet bij betrokken, ik werkte toen nog bij CBTB Groningen, de christelijke boeren- en tuindersbond.
Nu
De sfeer tijdens de onderhandelingen over het akkoord dat vorige week werd gesloten, was gewoon goed. Er is nooit door iemand gedreigd met breken, al wisten alle partijen heel goed wat ze wilden. We hebben als voorzitters van de werkgevers- en werknemersorganisaties buiten het formele beraad om drie of vier keer bij elkaar gezeten, met elkaar gegeten en uitgebreid over zaken van gedachten gewisseld; over: hoe lossen we knelpunten op, hoe kunnen we het aanpakken? Dat heeft geleid tot over en weer meer begrip.
Gewoon in gesprek gaan, zo zijn we gestart. We hebben gezegd: kijk naar wat er gebeurt in ons land, er worden sterke stellingen betrokken, we zien dat de politiek strandt doordat er geen meerderheid is in de Eerste Kamer. We realiseerden ons dat dit in ieder geval niet goed is voor het land en voor de economie. Die overtuiging was bij alle betrokkenen volop aanwezig.
Ook wij aan werkgeverszijde hadden geen goed gevoel bij de WW-plannen van het kabinet. Ja, er moet hervormd worden, maar we beseften tegelijk dat verkorting van de uitkeringsduur de onzekerheid zou aanjagen.
Geef mensen de tijd om veranderingen mee te maken. Dat kun je nooit met het primaat van de politiek, daar heb je de samenleving voor nodig. De vakbeweging verkeert weliswaar niet in een sterke positie, maar wij als werkgevers zijn er niet bij gebaat als mensen op de werkvloer zich onzeker voelen. Aanpassingen zijn onvermijdelijk, maar laten we samen zoeken naar een begaanbaar pad. Vanuit dat uitgangspunt hebben we resultaten bereikt.
Straks
Weet je, dit akkoord is historisch als het vertrouwen terugbrengt in de samenleving. Daar gaat het om, dat vinden ook wij als LTO het belangrijkst.
Essentieel is verder dat de verantwoordelijkheden worden teruggelegd bij organisaties en burgers. Anders komen we niet uit de problemen. Wíj, werkgevers en vakbeweging, dienen ervoor te zorgen dat mensen die hun baan kwijtraken, zo snel mogelijk elders weer ergens aan de slag kunnen. In die zin is het akkoord nu al wel historisch: het betekent een trendbreuk met een te parmantige Haagse politiek, die meent het in z’n eentje allemaal te kunnen klaarspelen.
Laat het kabinet zijn zegeningen tellen. Laat het eens rondkijken in Europa. Wij zijn een lichtend voorbeeld van hoe je zaken ook kunt aanpakken.
De sociale partners roepen de politici op om over de grenzen van het eigen partijbelang heen te stappen. Ook even geen gedoe over bezuinigingen. Er moeten nu slagen gemaakt worden. Ga voortvarend aan het werk met het omzetten van de afspraken in wetgeving. Politiek, toon daadkracht.
Een akkoord op zichzelf helpt een land er nooit bovenop. Daadkracht en vertrouwen doen dat wel. Als je als werkgevers en werknemers gezamenlijk dit signaal afgeeft, mag je daar als burger best vertrouwen uit putten. We praten ons niet uit de crisis, we wérken ons alleen uit de crisis. Dit is een poging van het sociale front om te laten zien dat dit mogelijk is. Dit kan een goede basis zijn voor herstel, mits de politiek eveneens haar verantwoordelijkheid neemt.
Ook in de afgelopen jaren, zonder grote akkoorden, hebben we als werkgevers en bonden trouwens in de bedrijven altijd volop samengewerkt om zaken te regelen, om dingen tot stand te brengen. De polder is springlevend, was springlevend en zal dat blijven. De geschiedenis heeft dat geleerd en ik heb wat dit betreft vertrouwen in de samenleving, in de Nederlandse burger, in de ondernemers en in al degenen die hard werken op de werkvloer.