Cultuur & boeken

Huub Oosterhuis’ zoektocht naar taal

Titel:

Drs. P. J. Vergunst
22 October 2003 12:05Gewijzigd op 14 November 2020 00:39

”Een huis waar alles woont”
Auteur: Huub Oosterhuis
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5018 606 8
Pagina’s: 214
Prijs: € 13,50. Mediteren over het mensenleven door middel van de taal, dat doet de dichter, essayist en ex-priester Huub Oosterhuis in zijn boek ”Een huis waar alles woont”, dat we als zijn intellectuele autobiografie kunnen karakteriseren.

Sinds hij sprak in de uitvaartdienst van prins Claus weet Nederland wie Oosterhuis is, de man die zich -evenals ooit de prins- niet zo’n kerkganger weet. In de taal is hij thuis, omdat hij in woorden kan wonen, woorden die gemeenschap scheppen en zijn al jong ervaren gevoel van nietigheid en eenzaamheid opheffen. Oosterhuis formuleert het nog scherper, namelijk dat zijn zoeken naar taal zijn verschrikkelijke alleenzijn moet compenseren.

Desondanks toont ons de omslag hem met de hand op de mond, alsof slechts weinig woorden nodig zijn en we dienen waar te maken wat we zeggen. „Alleen de daad kan ons redden” (blz. 190). Zo presenteert Oosterhuis zich, als een tot het socialisme bekeerde christen die wars geworden is van morele codes en theologische stelligheden, maar wel wil blijven leven in het zingevings- en bestemmingsverhaal.

Welke plaats neemt de taalmonumentale bijbel in voor Oosterhuis? Die vraag dringt zich op. Hij spreekt van „het grootste verhaal, van jaar tot jaar groter”, van „een groot poëtisch landverhaal (…), een vijfentwintig eeuwen oud universeel verhaal waarin mensen van vandaag hun unieke oneindige geheimzinnigheid kunnen herkennen.” Tegenover de verhalen van dit boek plaatst Oosterhuis de werkelijkheid van onze samenleving, die gekenmerkt wordt door de ineenstorting van politieke instellingen, het teloorgaan van sociale tradities, waardoor „ontworteling en overbodigheid acuut zijn geworden.” In een chaotische wereld na twee mondiale oorlogen vinden we nog flarden gesprek, flarden gemeenschap.

Kan religie, kunnen religies hierin nog betekenis hebben? Criterium hierbij is voor hem of religies een innerlijke tegenkracht tegen onrecht in de wereld in de mens oproepen of juist uitdoven. Hij noemt de „tien woorden van de bijbel” beginselen van die tegencultuur. Het begin van verlichting ligt daar waar we inzicht krijgen in de onrechtstructuur van de wereld. Die tegenstem, die tegenkracht is als „een zwerm horzels om het hoofd van het wild voorthollend paard van de vrijemarkteconomie dat in staat wordt geacht om de komende twintig jaar miljarden mensen te vertrappen.” Vanuit deze optiek noemt Huub Oosterhuis Amos, de veehouder uit Tekoa, en Marx, de vader der communisten, in dezelfde adem in hun protest tegen verkrachting van recht. Het verwondert daarom ook niet dat hij als de betekenis van ”God redt ons” formuleert ”wij-redden-elkaar”.

Ander perspectief
In zijn pleidooi voor een menswaardig bestaan neemt Huub Oosterhuis je als lezer mee, waarbij de roeping van de christen en van de kerk in daadwerkelijk dienstbetoon ons aanspoort om goed te doen, om „weldadigheid te betrachten”, wetende dat de Heere dat van ons eist. Dit boek had in een ander perspectief gestaan als de auteur te midden van de chaos en het onrecht als de profeten van het Oude Testament ook uitgezien had naar de Heere en verwachting verwoord had naar de God van ons heil. ”De mens de mens een naaste” is voor Huub Oosterhuis de Bijbel op de nagel van je pink. Met Luther kies ik evenwel voor het alzo lief God de wereld had dat Hij Zijn enige Zoon gaf, opdat er eeuwig leven is voor ieder die Hem gelooft. Want de strijd tegen uitbuiting begint bij Hem, in Wie geen onrecht gevonden is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer