Welvaart, geen rampspoed na verlies van Indië
Titel:
”Jantje van Leiden”
Auteur: Luc Panhuysen
ISBN 90 6550 461 3
Pagina’s: 87
Prijs: ”Indië verloren, rampspoed geboren”, door Frans Glissenaar; ISBN 90 6550 460 5; 96 blz.; beide uitgaven van Verloren, Hilversum, 2003; € 10,00. In de serie ”Verloren Verleden. Gedenkwaardige momenten en figuren uit de vaderlandse geschiedenis” zijn twee nieuwe deeltjes verschenen. Het ene (deel 19) is geschreven door Luc Panhuysen en gaat over de wederdoper Jan van Leiden (1509-1536) en zijn koninkrijk Munster (1534-1535), het andere (deel 20), van de hand van Frans Glissenaar, over de laatste jaren van Nederlands-Indië. Een impressie.
Panhuysens boekje is getiteld ”Jantje van Leiden”. Deze zeventiende-eeuwse zegswijze sloeg op de afkeer van mensen die anderen afschepen met mooie praatjes. Als prototype hiervan gold Jan van Leiden, die in Munster, waar de wederdopers een nieuw Jeruzalem wilden stichten, zichzelf had uitgeroepen tot profeet en koning. Onder zijn koningschap ontstond een centraal geleide stadsstaat waar alle bezit gemeenschappelijk was. Ook voerde Jan van Leiden de polygamie in. De rechtvaardiging hiervan vond hij in de bijbeltekst: „Gaat heen en vermenigvuldigt u.”
Het koninkrijk van Jan van Leiden, die beschreven wordt als een charismatische persoonlijkheid die vast geloofde in zijn uitverkiezing tot profeet en koning, hield niet lang stand. Na een beleg van ruim een jaar namen de bisschoppelijke troepen de stad in en werd Jan van Leiden gedood. Er was een einde gekomen aan een exuberante periode uit de doopsgezinde geschiedenis, die zich later juist kenmerkte door ingetogenheid, deemoed en zedigheid.
Het soms al te vlot geschreven verhaal is een interessante kennismaking met een excentriek figuur en een excentrieke periode. Een hoofdstuk over de Reformatie plaatst de gebeurtenissen in Munster in een historische context en het boekje wordt afgesloten met een historiografische schets.
In het andere deeltje, waarvan de titel is ontleend aan een gelijknamige brochure (1914) van Christoph Sandberg (1866-1954), staat het verlies van Nederlands-Indië en de wording van de republiek Indonesië centraal. Beschreven wordt het Indonesische onafhankelijkheidsstreven, de politionele acties en de betrekkingen tussen Nederland en het onafhankelijk geworden Indonesië.
Vervolgens wordt aandacht besteed aan de Nieuw-Guinea-kwestie, de Nederlands-Indonesische betrekkingen tijdens de regering van Soeharto en de discussie over door Nederlandse militairen begane oorlogsmisdaden, een discussie die begonnen was in 1969 naar aanleiding van een interview met de psycholoog Hueting en die weer oplaaide in 1993-1994 toen de voormalige deserteur en latere mensenrechtenactivist Poncke Princen een visum werd verstrekt.
Tevens wordt enige aandacht besteed aan het verzet van Indische Nederlanders tegen de komst (1971) van keizer Hirohito, waarvan de cabaretier Wim Kan een van de voornaamste woordvoerders was, en de kwestie van de ereschulden, dat wil zeggen de erkenning van het leed van slachtoffers van de Japanse bezetting en de toekenning van een schadevergoeding aan hen. Ten slotte is opgenomen een historische schets van drie eeuwen Nederlands-Indië.
Het verlies van Nederlands-Indië, zo constateert de schrijver, heeft beslist niet de rampspoed gebracht die Sandberg had voorspeld. Ondanks dit verlies maakte Nederland in de naoorlogse jaren een periode van ongekende welvaart door. De rampspoed heeft zich volgens de schrijver vooral in Indonesië zelf voorgedaan en is grotendeels terug te voeren op de koloniale erfenis. Dit deeltje is zakelijker geschreven dan het andere en belicht op duidelijke wijze een periode uit de Nederlandse geschiedenis die veel lezers nog helder voor ogen zal staan.
Beide deeltjes zijn fraai en overvloedig geïllustreerd. Annotatie ontbreekt, maar wel zijn toegevoegd een literatuurlijst en een register. Voor de geïnteresseerde leek zijn dit interessante boekjes.