„Kaski is al lang niet meer cijfermatig bezig”
„Wij hebben nog steeds de naam louter cijfermatig bezig te zijn”, zegt scheidend Kaski-directeur dr. L. G. M. Spruit. „Dat doen we al jaren niet meer. We houden ons al lang en steeds meer bezig met kwalitatieve analyses van kerk en samenleving.” Spruit is pessimistisch over de kerk als het gaat om de aantallen kerkgangers, maar positief over nieuwe impulsen van kerkzijn.
Nederland stond in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog in het teken van wederopbouw en vernieuwing. Daarbij speelde voor de overheid en voor particuliere organisaties sociale planning een steeds belangrijkere rol. De sociologie kwam in trek, ook bij kerkelijke leiders. Dat verklaart de oprichting van de Katholieke Sociaal-Kerkelijke Studiekring in 1946, het jaar daarop veranderd in Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut (Kaski). Kaski ontwikkelde zich tot een gerenommeerd instituut dat in de wandelgangen als een soort kerkelijk Sociaal Cultureel Planbureau functioneert.
Het Kaski houdt zich naar eigen zeggen nu bezig met beleidsonderzoek naar godsdienst en levensbeschouwing. De drie soorten opdrachtgevers zijn de kerken, identiteitsgebonden organisaties en de overheid, zegt dr. Spruit. „De onderzoeksgebieden zijn zeer uiteenlopend. Zo peilen we de behoefte aan geestelijke verzorging in justitiële inrichtingen, waarover we binnenkort een onderzoek publiceren. Ook onderzoeken we welke standpunten er leven over orgaan- en weefseldonatie en gaan we na hoe de doorstroom van vrouwen is naar beleidsbepalende functies in katholieke kerkelijke organisaties.”
De directeur, die morgen afscheid neemt tijdens een symposium, vindt het jammer dat Kaski altijd in de krant komt als weer bekend wordt dat de kerken in ledenaantal verder omlaag zijn gegaan. „Het onderzoek naar deze trends is natuurlijk wel een van onze hoofdtaken. Maar veel mensen vergeten dat we vooral kwalitatieve analyses doen van trends in de samenleving en op grond daarvan prognoses stellen. Wij hertalen rapporten van het SCP en maken daarvan in eigen studies de relevantie duidelijk. Je kunt ons beschouwen als makelaars in kennis.”
Dr. Spruit is ruim 25 jaar betrokken bij Kaski, eerst als medewerker van de organisatie (die toen in Den Haag gehuisvest was), de laatste tien jaar als directeur. „De kerk is in een krimpsituatie terechtgekomen en dat is zo gebleven”, zegt hij, terugblikkend op een kwarteeuw. „De oudere kerkse generatie maakt plaats voor een niet-kerkse jongere generatie. Daarmee vertel ik eigenlijk niets nieuws. Een verandering is wel dat de kerk zich 25 jaar geleden in het defensief gedrongen voelde. Dat is nu veranderd. De kerk is assertiever geworden. Ze erkent dat de krimp er is en dat haar machtsbasis is verdwenen. Er is nu veel meer bereidheid om in te spelen op creatieve mogelijkheden van kerkzijn.”
Kaski heeft zich ook bezig gehouden met het Samen op Weg-proces. We hebben twee keer een peiling gedaan naar de stand van zaken, zegt Spruit. „Samen op Weg is in zekere zin een reactie op de secularisatie, het gevolg van een kleiner wordend marktaandeel van de kerken. De kritiek dat het proces te veel beheerst wordt door de organisatie en te weinig op de inhoud is gericht, deel ik niet. Er zijn binnen de SoW-kerken allerlei initiatieven ontplooid om de boodschap van het Evangelie in de moderne samenleving te vertalen, zoals in het oudewijkenpastoraat. Dat het proces van bovenaf wordt gestuurd, is nodig. Het is maar net hoe je het verzet van de basis interpreteert. Er zijn aan de basis ook veel gemeenten die graag willen fuseren en voor wie het veel te langzaam gaat.”
Hier openbaart zich volgens dr. Spruit een merkwaardig verschil met het herstructureringsproces in de RK-Kerk. „Ik denk wel eens dat het te maken heeft met de theologische achtergrond van beide kerken. In het rooms-katholieke denken ligt de verhouding tussen natuur en genade anders dan in het protestantse denken. De natuur heeft in de katholieke theologie een grotere zelfstandigheid. In de RK-Kerk is de beleidsmaker uiteindelijk de bisschop. Die is de baas. En als hij het beleid bepaalt, gaan alle neuzen dezelfde kant op. Natuurlijk bestaat er een inhoudelijke kloof tussen top en basis. Maar als het gaat om beleid en reorganisatie, dan vinden mensen elkaar. Je kunt je er wel tegen verzetten, maar als er geen beleid komt, dan ga je als inkrimpende kerk gewoon failliet.”
De kerken in Nederland zullen voorlopig verder inkrimpen, zo is de verwachting van dr. Spruit. In 2020 zal nog maar 1 procent van de Nederlandse bevolking naar een rooms-katholieke dienst gaan, zo becijferde het SCP. Het Kaski kan dat niet tegenspreken. Hoe Spruit, zelf belijdend rooms-katholiek, die trend waardeert? „Het is niet anders”, zegt hij nuchter. „Je kunt deze terugval natuurlijk betreuren, maar wat schiet je daarmee op? Bij velen is er wel een rouwproces aan de gang. Zij lijden aan de afkalving van de kerk. Voor mij is het belangrijk om zinnig met deze teruggang om te gaan.”
Dr. Spruit is pessimistisch over de toekomst als het gaat om het aantal kerkgangers. Maar daarom doet het Kaski volgens hem ook onderzoek naar nieuwe impulsen van pastoraat. „Verlies is erg, maar hoe ga je ermee om? Ik vind het knap als mensen nieuwe vormen bedenken. De tijd van de polarisatie is voorbij, zowel bij links als bij rechts. Je hoeft tegenwoordig niet meer honderd procent geëngageerd te zijn om niet uit de toon te vallen. Bij links en bij rechts zien we meer interesse in de grote groep matig geïnteresseerden in geloof en godsdienst.”
Gaat het om de Rooms-Katholieke Kerk, dan moet je die grofweg zo indelen: 20 procent gaat regelmatig naar de kerk, nog eens 20 procent betaalt alleen maar zijn bijdrage. Die laatste groep en de rest heeft de kerk nodig bij ingrijpende gebeurtenissen, zoals huwelijk en begrafenis. Mensen zijn niet zo keuzemakend en bewust als wel wordt voorgesteld. De meesten zijn gesteld op gewoonte, een vast ritme en het vanzelfsprekende.
Ik geloof vooralsnog ook niets van een substantiële opleving van religie en spiritualiteit buiten de kerk. Wat heeft alle gepraat over spiritualiteit nu opgeleverd? Kwantitatief stelt het in ieder geval weinig voor. Alle religiositeit buiten de sociale verbanden zakt snel in elkaar.”