„Een sermoen van Jeroen”
Na de emeritering van de veel besproken en weersproken dominee Klaas Hendrikse van de Koorkerkgemeente van Middelburg heeft men in de Zeeuwse hoofdstad vanzelfsprekend nagedacht over de eventuele invulling van de ontstane vacature. In hoeverre daarvan op termijn sprake kan zijn zal ongetwijfeld samenhangen met de vraag hoe ook in Middelburg in deze tijd van ontkerkelijking het kerkelijk gebeuren moet worden ”opgeschud”.
Dat er van enige opschudding sprake is bewijst een bericht op de cultuurpagina van de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) van zaterdag 2 maart. In een wijdlopig bericht laat journalist Rolf Borsboom de Middelburgse bevolking weten dat op zondag 3 maart ’s morgen in de koorkerk in Middelburg en ’s middags in Aardenburg in de doopsgezinde kerk de cabaretier Jeroen van Merwijk zal voorgaan, en nog wel „met een preek die het hart versterkt!”
Met de aankondiging ”een sermoen van Jeroen” is de ‘voorganger’ niet zo gelukkig. Een sermoen doet denken aan een donderpreek, terwijl het zijn intentie is zijn hoorders een hart onder de riem te steken, hun een hartversterkende preek te bieden, zoals de cabaretier het noemde. Zijn oogmerk is „persoonlijke gebeurtenissen met maatschappelijke verschijnselen te verbinden.” Van verwijzing naar Bijbelse gegevens zal geen sprake zijn. Hij pretendeert niet een dominee, laat staan theoloog te zijn.
Maar het zal ook geen cabaretesk gebeuren zijn, wat hij onderstreept met de opmerking dat je in een preek „schaamteloos moralistisch kunt zijn.” Bij cabaret kan dat tegenwoordig bijna niet meer. Zijn preken duren een uur, maar er is een onderbreking. Wat in reguliere kerkdiensten een ”tussenzang” was en in sommige kerkgemeenschappen nog altijd is, zijn bij Jeroen „drie liedjes om de monotonie van zijn stem te doorbreken.”
Zijn preken hebben ook een thema. In Aardenburg was het ”De ijdelheid van kiezen” en in Middelburg ”De voordelen van verveling”. Humor zal niet ontbreken, maar de ondertoon van de preken is serieus. Zijn oogmerk is mensen wakker te schudden, tot nadenken te brengen, maar dan wel zo dat „ze na afloop gesterkt de kerk verlaten.”
Van Merwijk ziet samenkomsten als deze als een ideaal alternatief voor het gebruik van kerkgebouwen. Dat er kerkbesturen zijn die aarzeling hebben om een cabaretier op de kansel toe te laten, kan Van Merwijk enerzijds wel begrijpen. Maar hij zou ze graag ervan overtuigen dat zijn ‘preken’ geen blasfemie bevatten maar serieus van inhoud zijn.
Hij vindt dat in deze tijd van crisis en bezuiniging kerken én cabaretiers nieuwe wegen moeten inslaan. Bij het lezen van deze laatste woorden dacht ik even: zijn aandrift om als cabaretier de preekstoel op te gaan zal toch niet voortvloeien uit afnemende belangstelling onder het publiek voor zijn eigenlijke professie, uit zuinigheidsoverwegingen als gevolg van de crisis?
Als er werkelijk sprake is van ideële gedrevenheid valt Jeroen aan te bevelen zich te bekwamen in kennis van de Bijbel en de literatuur daaromheen. Als wijlen prof. Wisse nog in Middelburg kon zijn zou die hem er graag wegwijs in hebben gemaakt. Die heeft in zijn Middelburgse tijd, Middelburger van geboorte, meer mensen van het cabaret onder de preekstoel weten te krijgen. Ik kan er voorbeelden van geven.