Commentaar: ‘Verzachting’ eigen bijdrageregeling is sigaar uit eigen doos
Een sigaar uit eigen doos. Zo typeerde CDA-woordvoerster Keijzer in de Tweede Kamer vorige week smalend de in haar ogen minieme aanpassing van de nieuwe regeling voor de eigen bijdrage in de ouderenzorg. VVD en PvdA wisten deze af te dwingen bij staatssecretaris Van Rijn (VWS).
Op het eerste gehoor klonk Keijzers kwalificatie een tikje vilein. Tegelijkertijd staat vast dat het principe van de regeling –meer vermogen, meer zelf betalen– intact blijft. Ook voor de oudere in de zorginstelling die nog een huis op naam heeft staan, is er niets noemenswaardig veranderd. Voor het Kamerdebat van vorige week betekende verkopen: meer vermogen en dus een (fors) hogere eigen bijdrage. Niet verkopen loste niets op, want na een aantal jaren telt ook de waarde van het onverkochte huis gewoon mee.
Dat laatste is ook na het debat nog steeds het geval. Het enige verschil: wie een eigen huis heeft, mag de hogere eigen bijdrage vanaf het moment dat deze verschuldigd is, uitstellen totdat de verkoop daadwerkelijk een feit is. Daarna wordt hij met terugwerkende kracht alsnog in rekening gebracht. Wie zo’n betalingsregeling afdoet als een sigaar uit eigen doos overdrijft dus niet.
Achteraf kan dan ook worden vastgesteld dat Van Rijn en met hem de VVD/PvdA-coalitie in het toch beladen Kamerdebat tamelijk eenvoudig overeind bleven. Twee andere aanpassingen van de eigenbijdrageregeling, het buiten schot laten van smartengeld en van voorschotten voor een persoonsgebonden budget, tasten de kern ervan evenmin aan. Over het enige serieuze aanpassingsvoorstel, een hogere vrijstellingsgrens voor gehandicapten die levenslang in een zorginstelling moeten verblijven, neemt het kabinet pas later een besluit.
Deze coulance van de Kamer is zonder meer relevant, zeker gezien het gegeven dat het deze coalitie in de Eerste Kamer aan een stabiele meerderheid ontbreekt. Sommigen hoopten dat VVD en PvdA daardoor alleen maar strompelend besluiten zouden kunnen nemen en voorafgaand aan ieder beslissend debat met de pet in de hand bij de oppositie langs zouden moeten. Niet altijd dus, zo blijkt.
Dat een royale Kamermeerderheid, inclusief oppositiepartijen zoals D66 en GroenLinks, het kabinet in een debat over de eigen bijdrage zo veel speelruimte gunt, duidt erop dat op het terrein van de gezondheidszorg de bordjes zijn verhangen. Het kabinet wil uit kostenoverwegingen de keuzevrijheid van de patiënt inperken en hem hogere eigen bijdragen in rekening brengen. De Kamer mort, maar gaat bij gebrek aan financieel haalbare alternatieven in meerderheid akkoord.
In deze kabinetsperiode komt ook aan de orde of cliënten die kiezen voor identiteitsgebonden zorg daar af en toe zelf voor moeten (bij)betalen. Dat is een principiële kwestie, maar net als de vermogensinkomensbijtelling ook een met een financiële component. De gelijke bekostiging van identiteitsgebonden en identiteitsneutrale zorg kan voor een deel in de knel komen als de financiën, net als bij de eigenbijdrageregeling, voor een Kamermeerderheid ook hier de doorslag geven. Dat vooruitzicht baart beslist enige zorg.