Nederlandse natuur wacht op warmte
Een gemiddelde temperatuur van 0,7 graden Celsius in de afgelopen twee weken. Sinds 1901 is het in de periode van 20 maart tot 3 april niet meer zo koud geweest. Wat is er aan de hand? „Niets bijzonders.”
Het is zeer koud voor de tijd van het jaar, zo geeft bioloog Arnold van Vliet onmiddellijk toe. Maar het is niet abnormaal, zegt de onderzoeker van het Wageningen University and Research Centre. „Als we naar de periode van 1 januari tot 3 april kijken, zijn er vanaf 1901 nog twintig winters geweest waarop het gemiddeld kouder was dan 2,1 graden Celsius: de gemiddelde temperatuur in de afgelopen drie maanden.
Ook de top tien van koudste maanden maart van 1901 tot nu laat zien dat de koude maartmaand van 2013 slechts op de zevende plek staat. „Winters kennen een enorme variatie qua temperatuur”, zegt ook Rob van Dorland van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). „Per maand kan er een fors verschil tussen de gemiddelde temperatuur zijn.”
Ook jaarlijks is die variatie te zien: de gemiddelde wintertemperatuur in 1995 was 5,3 graden Celsius, in 1996 lag dat gemiddelde op -0,1, een verschil van bijna 5,5 graden. „Dit hoort gewoon bij Nederland”, zegt Van Dorland.
De huidige kou is volgens de klimatoloog te wijten aan een hogedrukgebied tussen Groenland en Scandinavië in combinatie met een koude wind uit het oosten, onder andere uit Siberië. Het is volgens Van Dorland absoluut onwaar dat de aanhoudende kou een teken is dat het met de opwarming van de aarde wel meevalt. „Als het hier abnormaal koud is, betekent dat dat het elders op de wereld opvallend warmer is. Gemiddeld genomen stijgt de temperatuur op de aarde ieder jaar weer.”
Niet alleen de wereld wordt warmer, ook de Nederlandse winters doen dat. Door de gemiddelde wintertemperatuur over tien jaar uit te rekenen, wordt de variatie per jaar enigzins uitgevlakt. Dan blijkt dat de laatste vier periodes van tien winters, de gemiddelde temperatuur iedere keer boven de 3 graden Celsius uitkomt. Voor die tijd was dat maar één periode het geval, namelijk tussen 1911 en 1920.
Ondertussen heeft de aanhoudende kou wel gevolgen voor de natuur, zo weet Van Vliet. Hij werkt mee aan het fenologisch onderzoeksproject De Natuurkalender en bestudeert daarvoor de jaarlijks terugkerende natuurverschijnselen zoals de tijdstippen waarop trekvogels terugkomen, de eerste bladeren aan bomen komen en de eerste vlinders gesignaleerd worden.
„De natuur staat grotendeels stil”, zegt Van Vliet. „Vergeleken met de voorgaande twaalf jaar loopt de natuur drie weken achter.” Dat lijkt veel, maar als de Wageningse wetenschapper het vergelijkt met vijftig jaar geleden, loopt de natuur maar één week achter. „Neem het maarts viooltje. Door de relatief zachte winters zijn we eraan gewend geraakt dat dit plantje begin maart al bloeit. Nu is de verwachting dat pas op 10 april de helft van alle maarts viooltjes bloeit. Maar vijftig jaar geleden lag die datum op 4 april. Zo veel verschil zit er dus niet in.” Dit jaar zijn er in maart nog maar 32 meldingen van maarts viooltjes gedaan. Vorig jaar waren dat er al drie keer zo veel: meer dan honderd.
De kou kan ook een positief effect hebben volgens Van Vliet. „Door de klimaatverandering is de lente steeds vroeger begonnen. Er waren bijvoorbeeld vroeg in het voorjaar al rupsen. De trekvogels hadden daar niet op gerekend en arriveerden te laat in Nederland. De rupsen waren al aan het verpoppen. Terwijl die beestjes voor bepaalde vogels enorm belangrijk zijn om weer aan te sterken voor het broedseizoen. Er ontstond een soort mismatch. Deze lange winter heft die mismatch op: de meeste trekvogels arriveren voordat de overvloed aan voedsel er is.”
knmi.nl natuurkalender.nl
Grutto’s vechten tegen de kou
Grutto’s zijn al massaal teruggekeerd na hun winterverblijf in Zuid-Europa of Afrika. Het kost de vogels echter veel moeite genoeg eten te vinden om warm te blijven. „In leven blijven zal wel lukken, maar grutto’s moeten zich natuurlijk ook voortplanten om de populatie op peil te houden”, zegt René Faber, weidevogelbeschermer bij Vogelbescherming Nederland. „Een vrouwtjesgrutto moet na aankomst uit het zuiden enorm bijbunkeren om vier eieren te kunnen leggen. Ze zal binnen een paar weken de helft van haar lichaamsgewicht erbij moeten eten. Er moet dus een overvloed aan goed bereikbaar voedsel zijn. Als de kou en droogte blijven aanhouden, kan dat lastig worden.”
Van langlevende vogelsoorten als grutto’s is bekend dat ze soms een broedjaar overslaan als de conditie niet goed genoeg is om aan een succesvol nest te beginnen. Dat is precies waar René Faber dit jaar voor vreest. „Als door de kou niet genoeg wormen met een hoge voedingswaarde te vangen zijn, dan zou het weleens kunnen dat meer grutto’s dan normaal een broedjaar overslaan.”
Dat zou zeer nadelig zijn voor de ongeveer 30.000 gruttoparen van Nederland. „Het gaat al jaren bergafwaarts met de grutto en de populatie is kwetsbaar. Zeker als je bedenkt dat zo’n 50 procent van de wereldpopulatie van grutto’s afhankelijk is van Nederland, dan zou dat een nachtmerriescenario zijn. Dus voorlopig kunnen we maar één ding doen, duimen dat de kou en droogte snel afgelopen zijn!”
IJs op de Waddenzee
IJs op zee is een zeldzaamheid, zeker in maart. Toch lag er vorige week volop ijs op de Waddenzee. Op het ondiepe wad met zijn lage golven bevriest het zoute water relatief snel. Het is waarschijnlijk weinig voorgekomen dat er vlak voor Pasen zo veel ijs op de Waddenzee lag.
Zee-ijs is niet te vergelijken met de ijsbanen die op zoet water ontstaan. Het is bros vanwege het zout. Soms was het zo papperig dat eidereenden er met gemak doorheen zwommen. Door de voortdurende beweging ligt het ijs letterlijk schots en scheef, soms in de grilligste vormen. Dat leverde prachtige plaatjes op, bijvoorbeeld langs de Afsluitdijk.
Vlinders laten op zich wachten
Vlinders blijven massaal in hun cocon (pop) zitten, wachtend op warmer weer. „Als de temperatuur omhooggaat, komt er een explosie van vlinders”, voorspelt Kars Veling van de Vlinderstichting.
Twee soorten hebben het erg moeilijk door de aanhoudende kou: de kleine vos en de citroenvlinder. „Ze zijn door de relatief hoge temperaturen begin maart wakker geworden uit hun winterslaap. Toen de kou weer kwam, is de citroenvlinder teruggegaan in de winterslaap, maar dat kost hem enorm veel energie. Zwakke exemplaren zullen daardoor doodgaan.”
De kleine vos gaat niet terug in de winterslaap en zal dus de vorst moeten overleven. „De vraag is of ze dat kunnen.” De Vlinderstichting heeft geen gegevens van een vergelijkbaar jaar met een koud voorjaar, omdat de waarnemingen pas sinds 1992 goed zijn bijgehouden.
Het uitkomen van een vlinder wordt bepaald door de temperatuursom. Dat wil zeggen dat iedere warme dag zorgt voor een vervroeging en iedere koude dag wat vertraging oplevert. Het oranjetipje bijvoorbeeld vloog de afgelopen jaren vanaf half maart en had zijn piek rond de derde week van april. Volgens de vliegtijdvoorspelling begint hij nu pas echt rond die derde week te vliegen en de piek zal waarschijnlijk na de laatste Koninginnedag vallen.
Ook nachtvlinders blijven in de pop zitten. Normaal gesproken is maart dé maand om bijvoorbeeld voorjaarsuiltjes te zien. „Vorig jaar kregen we in maart 1300 meldingen van deze soort, nu waren het er 13”, aldus Veling.
Over de meeste dag- en nachtvlinders maakt Veling zich geen zorgen. „Zolang ze veilig in hun pop blijven, kunnen ze wel tegen een stootje.”
In het algemeen ziet de woordvoerder van de Vlinderstichting wel een achteruitgang van het aantal vlinders in Nederland.