SCP: Armoede neemt toe onder eenverdieners
DEN HAAG – Sinds 1985 is de kans op armoede in Nederland gedaald, behalve bij eenverdieners.
Onder de totale groep werkenden in loondienst, tweeverdieners, arbeidsongeschikten, werklozen en bijstandontvangers steeg de armoedekans niet of daalde ze juist, zo blijkt uit een woensdag verschenen studie van twee onderzoekers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) naar de ontwikkeling van armoede.
Hun conclusie luidt dat armoede vanaf het midden van de jaren negentig is afgenomen, maar sinds 2008 door de crisis weer sterk opliep. Zo zat in 2011 7,1 procent van de Nederlanders onder de armoedegrens (zo’n 1000 euro per maand voor een alleenstaande). Verwacht wordt dat dit percentage over 2012 en 2013 nog verder zal toenemen.
Armoede komt relatief het meest voor bij werklozen en bijstandontvangers, eenoudergezinnen en mensen van niet-westerse herkomst. In absolute aantallen steeg het aantal armen vooral onder werkende armen en arme allochtonen. Onder eenverdieners daalde het aantal huishoudens onder de armoedegrens juist (van 183.000 naar 74.000), maar steeg desondanks het percentage omdat het aantal eenverdieners in Nederland nog sneller daalde (van 2,7 miljoen naar 740.000 personen). Een op de tien eenverdieners zit daarmee onder de door het SCP-vastgestelde armoedegrens. Met name deze groep en zelfstandigen worden daarmee volgens de SCP-onderzoekers “relatief hard door de crisis getroffen.”
Opvallend is dat terwijl het aantal 65-plussers in de afgelopen 25 jaar sterk groeide, het aantal ouderen onder de armoedegrens juist daalde. „65-plussers zijn zelden arm”, stellen de onderzoekers daarom vast.
Over de hele periode gemeten daalde de armoedekans in Nederland met zo’n 2 procent. Dat kwam vooral omdat gepensioneerden en autochtone kinderen minder vaak arm zijn, maar ook door de relatieve afname van het aantal werklozen en bijstandontvangers. Door het groeiende aandeel mensen van niet-westerse herkomst nam het armoedepercentage echter juist toe.