Poldermodel heeft Nederland veel welvaart gebracht
De geschiedenis van de afgelopen eeuwen laat zien dat de voordelen van het poldermodel niet gering zijn, betogen prof. dr. Maarten Prak en prof. dr. Jan Luiten van Zanden.
In 1879 richtte Abraham Kuyper de Antirevolutionaire Partij op. De ARP was de eerste politieke partij in Nederland en Kuypers daad was dan ook –niettegenstaande de naam van zijn partij– weinig minder dan revolutionair. Het voorbeeld vond spoedig navolging en voordat de eeuw voorbij was hadden ook liberalen en socialisten hun eigen partijen gevormd. Tot 1879 stelden individuen zich kandidaat, zonder een duidelijk programma maar vooral zonder een achterban waarvan zij een mandaat hadden ontvangen.
De vorming van politieke partijen was een van de aanwijzingen dat Nederland aan een nieuwe fase begon van georganiseerd maatschappelijk leven. Sinds de Franse overheersing en de regering van koning Willem I (1813-1840) was er van maatschappelijke organisatie nauwelijks sprake geweest. Die periode vormde een grote uitzondering in de Nederlandse geschiedenis. Al sinds de middeleeuwen waren Nederlanders bij uitstek een georganiseerd volk.
Natuurlijk veranderden die organisaties in de loop van de tijd van karakter. Gilden, waterschappen en markengenootschappen uit de middeleeuwen werden in de zeventiende en de achttiende eeuw aangevuld met schutterijen en geleerde genootschappen. In de negentiende eeuw ontstonden er, naast de politieke partijen, ook vakbonden, boerenorganisaties, verenigingen van drankbestrijders, voor verbetering van de volkshuisvesting en, op grote schaal, voor het bijzonder onderwijs.
Dergelijke organisaties vond je in het buitenland evengoed. Wat Nederland bijzonder maakte, was de mate waarin die maatschappelijke organisaties invloed konden uitoefenen op de besluitvorming. In de middeleeuwen was het bestuur in de meeste Europese landen weinig gecentraliseerd. Vanaf de zestiende eeuw veranderde dat. In Nederland leed die centralisatie schipbreuk tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die toen ontstond, gaf veel ruimte aan lokale overheden om hun eigen koers uit te stippelen. En die koers werd mede bepaald door al die organisaties waarin burgers zich verenigd hadden.
Behalve voor politieke invloed zorgde de hoge organisatiegraad voor een ongewoon gelijkmatige verdeling van de welvaart. Hoewel grote rijkdom en pijnlijke armoede tijdens de gouden eeuw wel degelijk voorkwamen, waren buitenlanders verbaasd over de ongedwongen omgangsvormen tussen de sociale milieus en over de goede sociale voorzieningen. „Liefdadigheid lijkt hier wel een nationale eigenschap te zijn”, schreef de Engelse ambassadeur in Den Haag, Sir William Temple, in 1674 een beetje verbaasd.
Minstens even verbazingwekkend vonden Temple en zijn tijdgenoten de grote welvaart die ze in de Republiek aantroffen in deze periode. Voor de gouden eeuw hoeft ons dat niet echt te verbazen. Recent historisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat Nederland al sinds de middeleeuwen een van de meest constant groeiende economieën ter wereld heeft. Het heeft Nederland in de kopgroep van meest welvarende landen gebracht. In die kopgroep draait Nederland al meer dan 500 jaar mee.
Het is niet zo makkelijk om onomstotelijk te bewijzen dat economisch succes te danken is aan maatschappelijke organisatie en politiek draagvlak. Economen menen echter dat dit verband de afgelopen 200 jaar, sinds de industriële en de Franse Revolutie, wel degelijk aantoonbaar is. De Chinezen laten zien dat je ook met autoritaire middelen spectaculaire resultaten kunt behalen, maar het is de vraag hoelang ze dat kunnen volhouden. Veel analisten verwachten dat China binnen afzienbare tijd politieke hervormingen zal moeten doorvoeren, of anders geconfronteerd zal worden met afvlakkende groeicijfers.
Het poldermodel –die combinatie van hoge maatschappelijke organisatiegraad en veel inspraak– is in Nederland nog altijd springlevend, ondanks alle suggesties van het tegendeel. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat meer dan 90 procent van de Nederlanders bij een vereniging is aangesloten. In Griekenland ligt dat aandeel lager dan 30 procent. In Nederland zijn de welvaartsverschillen nog steeds klein. En ondanks de crisis en de oplopende werkloosheid blijft onze welvaart heel hoog. Geen wonder dat Nederlanders tot de tevredenste volkeren ter wereld behoren.
Uit die constateringen volgt niet meteen een recept voor het sociaal akkoord dat de regering graag wil sluiten met de sociale partners. Het helpt evenmin om de vakbeweging weer op het rechte spoor te zetten. Het is heel wel denkbaar dat grondige aanpassingen nodig zijn om het stelsel weer toekomstbestendig te maken. Maar voordat we afscheid nemen van de fundamentele waarden en verworvenheden van maatschappelijke organisatie, politieke inspraak en sociale rechtvaardigheid is het goed om even stil te staan bij de voordelen –economisch en anderszins– die het poldermodel ons als Nederlanders heeft opgeleverd.
De geschiedenis van de afgelopen duizend jaar suggereert dat die voordelen niet gering zijn geweest.
De auteurs zijn beiden hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Onlangs verscheen van hun hand het boek ”Nederland en het poldermodel. Sociaaleconomische geschiedenis van Nederland, 1000-2000” (uitg. Bert Bakker).