Ds. Verweij: Bloeitijd zal ook onder Joden plaatsvinden
Spreken Jesaja 11 en Romeinen 11 over een toekomstige bloeitijd voor het geestelijk leven, Lukas 18:8 lijkt erop te wijzen dat er in de eindtijd vrijwel geen ware gelovigen meer op de aarde zullen zijn. Het blad Om Sions Wil legde deze schijnbare tegenstrijdigheid voor aan ds. J. W. Verweij, emeritus predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten.
Ds. Verweij: „Ik geloof niet dat er een bloeitijd over de hele wereld zal komen, maar wel dat de Heere bijzonder onder de Joden zal gaan werken. Wanneer we in Romeinen 11 lezen: „Als de volheid der heidenen ingegaan is, zal heel Israël zalig worden”, wil dat niet zeggen dat alle Joden zalig zullen worden, maar dat de Heere Zijn uitverkorenen die Hij onder het volk van Israël heeft, zal toebrengen.
Bijbels gezien moet je zeggen dat door de verwerping van de Joden het Evangelie naar de heidenen is gegaan om daaruit de uitverkorenen te vergaderen. Ook moet het Evangelie overal in de wereld gepredikt zijn, zodat de hele wereld gedeeld zal hebben in het wonder van de blijde boodschap, voordat Christus wederkomt. Als de Heere Zijn Kerk uit de heidenen toegebracht heeft, zal Hij terugkeren tot de Joden en zullen ze publiek tot de erkentenis gebracht worden dat Jezus van Názareth in waarheid de Messias was. Maar het is moeilijk te zeggen hoe zich dat zal ontwikkelen.
Lukas 18 vers 8 maakt duidelijk dat het zaligmakende geloof het levenskenmerk van al Gods kinderen is. Dat geloof zal er zijn totdat de laatste zal zijn toegebracht. Dat een eenvoudige kerkganger met zo’n schijnbare tegenstrijdigheid niet uit de voeten kan, begrijp ik. Maar wij moeten ons houden aan het Woord en niet aan de uitleg die mensen eraan geven om hun gelijk te kunnen bewijzen. We moeten vragen of de Heere ons de zin van Zijn woorden telkens opnieuw wil uitleggen. Enerzijds moeten we ons niet moedeloos laten maken als er gezegd wordt: „Ik ben de laatste der Mohikanen” en anderzijds hoeven we er geen overdreven toekomstverwachtingen op na te houden. Ook moeten we maar niet gaan speculeren over hoeveel of hoe weinig er nog toegebracht moeten worden. Eén ding is zeker: uit de mond van een ontelbare schare zal de Heere straks Zijn lof bereiden. Er zullen er bij zijn die we er niet bijgerekend hadden en er zullen er gemist worden die wij er zeker verwacht hadden. Maar het belangrijkste is als je op rechtsgronden mag weten er zelf bij te mogen horen.”