Minder plaats voor godsdienst bij de krijgsmacht
ERMELO – Het leger vormt een afspiegeling van de maatschappij, vindt ds. M. Boersma. „Ik moet soms mijn best doen om op zondag tijdens een oefening een kerkdienst te houden.”
De legerpredikant te Wezep sprak zaterdag tijdens een bijeenkomst van de Werkgroep militairen van de Hersteld Hervormde Kerk in Echos Home te Ermelo. Er waren ongeveer vijftig bezoekers, zowel jongeren als ouderen, zowel actief dienende militairen als oud-militairen uit diverse kerken.
Ds. Boersma, die vertelde over de geestelijke verzorging in de krijgsmacht, wees op een bonte verzameling geestelijk verzorgers. Dat iedere religie qua geestelijke verzorging aan zijn trekken komt, noemde hij politiek correct, maar „in de praktijk is dat niet altijd even duidelijk. Militairen weten doorgaans het verschil niet tussen een humanistisch raadsman en de legerpredikant. Ze denken dikwijls dat ze met maatschappelijk werkers te maken hebben.” Hij zei er voor alle militairen te zijn, niet alleen de christelijke. Dat is minder het geval met zijn joodse en moslimcollega’s.
De legerpredikant merkte op dat het leger een afspiegeling vormt van de maatschappij, waar godsdienst achter de voordeur lijkt te horen. Hij moet nogal eens zijn best doen om tijdens een oefening een kerkdienst te organiseren. Ook een Kerstdienst is niet vanzelfsprekend meer.
Zo’n laagdrempelige, voor ieder toegankelijke, kerkdienst is moeilijk te vergelijken met een kerkdienst in de eigen gemeente, zei hij. Votum, zegen, evangelieverkondiging en gebed blijft voor hem het minimum waaraan een dergelijke dienst moet voldoen. Hij kon zich voorstellen dat gelovige christenen door een dergelijke dienst teleurgesteld zouden zijn.
De snelle overplaatsing van de ene kazerne naar de andere vindt hij niet bevorderlijk om een band te krijgen met de militairen. In de twaalf jaar dat hij geestelijk verzorger is, werd hij vijf keer overgeplaatst.
Ds. Boersma raakte tijdens een uitzending in gesprek met een stoere militair bij de Luchtmobiele Brigade die bekende dat hij thuis gewend was twee keer per zondag naar de kerk te gaan maar dat hij tijdens de uitzending helemaal niet ging. „Hij was kwaad op zichzelf, omdat hij ervoor gekozen had niet voor zijn geloof uit te komen onder zijn maten. Nu durfde hij niet meer terug omdat hij al drie jaar met hen optrok en bang was uitgelachen te worden.”
Als hij, kenbaar als legerpredikant, tijdens een uitzending rondloopt, komt hij soms zomaar tot diepgaande gesprekken met militairen die ineens los komen over hun psychische beschadigingen ten gevolge van het ervaren van oorlogshandelingen. „Maar het kan ook zomaar gebeuren dat de luiken dan weer dichtgaan,” aldus ds. Boersma.
Iets van de spanning tijdens en na uitzendingen bleek uit het verhaal van oud-militair Wim Vrugteveen uit Espel, die in 2007 werd uitgezonden naar Afghanistan. Direct na zijn uitzending was hij bij een restaurant van McDonald om er wat te eten. Toen hij een ballon hoorde knallen sprong hij op, gereed om in actie te komen. Hij bleef enige tijd na de uitzending onrustig en praatte de hele dag aan een stuk door. Gelukkig kon hij zijn verhaal kwijt. Vrugteveen noemde de uitzending „de mooiste tijd” bij defensie vanwege het kameraadschap. „Je gaat voor elkaar door het vuur.” Hij was altijd open over zijn christenzijn en kreeg respect van zijn maats, ook al vroeg een van hen zich af wat de Bijbel voor een „sprookjesboek” was.
De voorzitter van de werkgroep, ds. J. den Boer, die zelf beroepsmilitair en legerpredikant is geweest, zei dat christelijke soldaten een belangrijke taak in het leger hebben. „Hoe harder je maten schreeuwen, hoe meer behoefte ze hebben aan jou. Maar ze willen wel echtheid zien. Zo was Piet. Zijn maten zeiden tegen bedtijd: „He, jongens doe de tv even uit, want Piet gaat uit de Bijbel lezen.”
De Urker predikant las Psalm 121, waarover hij tijdens een uitzending in Afghanistan eens gepreekt had. Deze psalm had daar, omringd door gevaar en midden tussen de bergen, een bijzondere lading, aldus ds. Den Boer.
Ds. Tj. de Jong, emerituspredikant te Staphorst, mediteerde over de parallel tussen de militaire krijgsdienst en de geestelijke krijgsdienst.