Onderwijs & opvoeding

SGP-Kamerlid Bisschop bekritiseert onderwijsinspectie

SGP-Kamerlid Bisschop vindt dat de Inspectie van het Onderwijs regelmatig haar boekje te buiten gaat. Hij pleit voor een andere rol van het controleorgaan én voor meer zelfbewustzijn van scholen.

Gerard Vroegindeweij

19 March 2013 19:57Gewijzigd op 15 November 2020 02:34
Het kantoor van de Inspectie van het Onderwijs in Utrecht. Foto ANP
Het kantoor van de Inspectie van het Onderwijs in Utrecht. Foto ANP

De SGP wijst al jaren op de te grote broek die de inspectie aantrekt bij controles van scholen. In de achterliggende jaren legde de voorganger van Bisschop, oud-Kamerlid Van der Vlies, daar regelmatig de vinger bij, maar hij heeft de trend niet kunnen keren. Bisschop –net als Van der Vlies afkomstig uit het onderwijs– voert ‘agressiever’ actie.

En zowaar, er lijkt wat te gaan schuiven. Bisschop heeft ook het tij mee. Want politiek Den Haag heeft enkele jaren geleden een rapport van PvdA-Kamerlid Dijsselbloem overgenomen waarin nadrukkelijk staat dat de overheid gaat over het ”wat” van de lesstof en de scholen over het ”hoe”. Langzaam begint de betekenis daarvan door te dringen. Bisschop heeft een medestander gevonden in D66-Kamerlid Van Meenen, die ook uit het onderwijs afkomstig is. Dat kan nog tot onverwachte en ongedachte coalities leiden.

Op 5 december vorig jaar presenteerde Bisschop een ‘cadeautje’ aan de kersverse staatssecretaris van Onderwijs, de VVD’er Dekker. Het SGP-Kamerlid overhandigde een manifest waarin hij ongezouten kritiek leverde op de onderwijsinspectie. Dekker beloofde dat hij een gesprek met de onderwijsinspectie zal aangaan over mogelijke overcontrole van scholen.

Door het manifest zou de gedachte kunnen postvatten dat het SGP-Kamerlid mogelijk af zou willen van de inspectie. Maar niets is minder waar: „Een goed ingerichte inspectie is nodig voor de borging van onderwijskwaliteit.”

Wettelijke grondslag

Waar Bisschop moeite mee heeft, is dat de onderwijsinspectie scholen toetst op punten waar geen wettelijke grondslag voor bestaat: „Er zijn allerlei afvinklijstjes die geen basis hebben in de Wet op het onderwijstoezicht.”

Zo wordt al jaren aan scholen gevraagd om een leerlingvolgsysteem te introduceren. „Maar pas deze week debatteert de Kamer erover en daarna moet de Eerste Kamer zijn fiat geven. Pas daarna krijgt het kracht van wet.”

Waar Bisschop zich ook hogelijk over verbaast, is de bemoeienis van de inspectie met de uitstroom van leerlingen in het speciaal onderwijs: „Leerlingen van deze scholen kunnen een werkplek onder begeleiding krijgen, naar een sociale werkplaats gaan of bij dagbesteding terechtkomen. De inspectie moet dit alleen maar registreren, maar in de praktijk blijken inspecteurs kritische opmerkingen te maken als de uitstroom naar dagbesteding groter is dan gemiddeld. Ik kan me voorstellen dat onderwijsgevenden en leidinggevenden dan boos worden. Er wordt niet gevraagd wat voor soort kinderen je hebt, maar er wordt alleen naar de cijfertjes gekeken. Zeer eenzijdig.”

Een andere kwestie waar Bisschop tegen te hoop loopt, zijn de rugzakjes voor zorgleerlingen in het speciaal onderwijs. „Voor deze leerlingen is een handelingsplan nodig. Terecht. Maar de inspectie vraagt soms van scholen ook een handelingsplan voor leerlingen die geen rugzakje hebben. Onterecht.”

Als directeur van locatie Revius van het Wartburg College in Rotterdam maakte Bisschop mee dat zijn school werd beoordeeld op de variatie in werkvormen. „Die was aan de magere kant omdat er veel klassikaal en frontaal les werd gegeven. Dat oordeel was onterecht. Formeel heeft de inspectie daar helemaal niets mee te maken. De school bepaalt zelf hoe hij de lesstof aanbiedt.”

Cito-scores

Op dit moment is het zogenoemde opbrengstgericht werken helemaal in. „Scholen moeten meten, meten en nog eens meten. De staatssecretaris wil dat 95 procent van de scholen zo gaat werken. Maar daar hebben het ministerie en de inspectie echt niets mee te maken. De manier waarop scholen de kwaliteit van hun onderwijs meten, is een verantwoordelijkheid van de scholen.”

Bisschop ergert zich aan de discussie over de vraag of de inspectie alle Cito-scores van scholen in de openbaarheid moet brengen. „Ik heb tegen dat laatste fundamenteel bezwaar. Die lijstjes zeggen niets over de kwaliteit van de school. Cito-scores hebben een heel ander doel. Ze zijn namelijk een hulpmiddel om te zien naar welke vorm van onderwijs een leerling kan. Je ziet nu dat scholen gaan trainen voor Cito-scores. Een slechte zaak.”

Volgens de SGP’er zou de inspectie er veel beter aan doen om niet uitsluitend als beoordelaar naar scholen te komen, maar ook als adviseur. „Scholen hebben veel meer aan een advies- en spiegelrol. Schoolleiders hebben weleens de behoefte om te brainstormen met deskundigen over de richting die ze moeten kiezen. Als de inspectie alleen kijkt naar de afvinklijstjes, is ze een hindermacht. Het controlisme vanuit Den Haag, zoals ik dat noem, is als een star dogma. Het werkt niet. De echte deskundigen zijn niet de beleidsmakers op en rond het Binnenhof, maar de mensen voor de klas. Een leerkracht met hart voor z’n leerlingen heeft ruimte nodig om goed onderwijs te realiseren.”

Tij keert

Het tij lijkt op dit punt enigszins te keren. Vanuit het onderwijsveld krijgt Bisschop signalen dat onderwijsinspecteurs ook in debat willen gaan. „Pas hoorde ik nog een aardig voorbeeld. De inspectie zei dat een school een verkeerde methode gebruikte voor trainingen sociale vaardigheid. Slechts twee methoden waren inspectieproof. De directeur nodigde daarop de inspecteur uit zich te verdiepen in de manier waarop de school de trainingen zelf aanpakte. En gelukkig, de inspecteur accepteerde dit.”

Scholen moeten volgens Bisschop veel zelfbewuster te werk gaan. „Mijn advies aan scholen is dat ze hun onderwijskundige visie levend houden. Waar willen ze met hun onderwijs naartoe? Vanuit welke waarden doen ze dat? En zeker in het voortgezet onderwijs kan de schoolleiding daar prima leerlingen bij betrekken. Zet de leerlingen maar eens een dag in een schoollokaal om daarover te praten; daar komen mooie dingen uit.

Laat ik het eens pregnant zeggen: het gaat uiteindelijk niet om de cijfers. Het gaat om de man of vrouw voor de klas. Docenten moeten ruimte krijgen. Als leerlingen van school gaan, weten de meesten niet meer welk eindcijfer ze voor welk vak behaalden, wel welke docent hun hart raakte en hun leven richting gaf”, aldus Bisschop. „Ik voel me hier op het Binnenhof als een vis in het water, maar als de SGP geen derde zetel meer zou behalen –wat ik natuurlijk niet hoop–, dan ga ik weer met alle plezier in het onderwijs aan de slag.”

Dit is het eerste deel van een drieluik over het functioneren van de onderwijsinspectie. Volgende week dinsdag deel 2.


Dr. R. Bisschop

Roelof Bisschop (1956) is sinds 20 september 2012 lid van de Tweede Kamer voor de SGP. Voor die tijd deed hij al veel politieke ervaring op. Hij was SGP-fractievoorzitter in de gemeenteraad van Veenendaal (1991-2007) en SGP-fractievoorzitter in de Provinciale Staten van Utrecht (2007-2011).

Bisschop, lid van de Hersteld Hervormde Kerk, verdiende de kost als leraar geschiedenis op het Ichthus College in Veenendaal. Later was hij sectordirecteur havo op deze scholengemeenschap. In 2008 werd Bisschop benoemd als directeur locatie Revius van het reformatorische Wartburg College te Rotterdam.

De SGP’er promoveerde in 1993 in de wijsbegeerte. De titel van zijn proefschrift luidt: ”Sions vorst en volk. Het tweede-Israëlidee als theocratisch concept in de Gereformeerde kerk van de Republiek tussen ca. 1650 en ca. 1750”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer