Zonder plaatsvervangend offer geen verzoening
Kan iemand anders wel de straf voor onze zonden in onze plaats dragen?
„Het is ook mijn eer te na, dat iemand voor mijn schuld zou boeten. Ik wens te stáán voor de gevolgen van mijn eigen daden. En geef dan wat Paulus betreft mijn portie maar aan fikkie.” Beruchte zinnen, in 1959 geschreven door de Leidse hervormde hoogleraar P. Smits in het weekblad Hoofdorgaan Kerk en Wereld. De gedachtegang van Paulus over Christus’ plaatsvervangende offer voor onze zonden is ons vreemd geworden, aldus Smits. Hij kan er nauwelijks meer in zien dan „een merkwaardige dogmatische constructie.”
Smits heeft drie hoofdbezwaren tegen de gedachte van de plaatsvervangende verzoening. Als eerste noemt hij het „onzin” dat Jezus de eerste en enige mens zonder zonde was. Dan zouden de verzoekingen immers een schijnvertoning geweest zijn.
In de tweede plaats is God en niet de mens verantwoordelijk voor hoe de schepping is. Met de manier waarop God de wereld geschapen heeft, is „de zonde in haar mogelijkheid en praktische onvermijdelijkheid reeds gegeven.” Zonde moet je volgens Smits niet zien als schuld, maar als de tragiek van een mensenleven.
Het laatste bezwaar van Smits betreft de overtuiging van Paulus dat de heiligheid van God de dood van de zondaar eist. Het kruis heeft volgens Smits niets te maken met de straf op de zonde, maar is het „zegenende en deemoedig makende teken van het bevruchtende lijden uit liefde.”
Bovendien heeft Jezus Zelf nooit over de eigenlijke heilsbetekenis van Zijn dood gesproken, zegt Smits. Daarvoor moet hij wel twee belangrijke teksten uit de evangeliën ‘gladstrijken’. Markus 10:45 over Jezus’ dood als „losprijs voor velen” slaat volgens Smits slechts op de bevrijding uit de macht van de duivel. Aan wie de losprijs betaald is, blijft immers ongenoemd. Mattheüs 26:28, waar Jezus zegt dat Zijn bloed „voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden”, ziet Smits als een latere toevoeging vanuit de traditie van Paulus. Ja, dan ben je eruit. Nee, natuurlijk niet, maar het gaat erom dat we even proeven langs welke lijnen gedacht wordt.
Aanstoot
De bezwaren tegen het plaatsvervangende offer van Christus zoals Smits die verwoord heeft, leven breed buiten en helaas ook binnen de christelijke kerk. Het kruis is en blijft een aanstoot. Hierbij kan de visie genoemd worden van H. Wiersinga (1971) en in zijn voetspoor C. J. den Heyer (1997). Enkele jaren geleden kwam er een soortgelijk geluid van de vrijgemaakt gereformeerde oud-predikant Ton de Ruiter.
Wat is van belang bij nadenken met anderen over deze dingen? Ik geef drie hoofdlijnen.
- Het ”mijn eigen mannetje staan” zit ons in het bloed, en het is goed om dat naar anderen toe ook te erkennen. Het is geen wonder dat alle andere wereldgodsdiensten het plaatsvervangende offer op Golgotha ontkennen. Maar daarmee red je het niet.
Dat een ander voor mij moet sterven, heeft volgens de Bijbel te maken met de heiligheid, de majesteit van God. Zonde is een belediging van Hem, en dat bepaalt het gewicht van de zonde. Een klap in het gezicht van je collega heeft toch een ander gewicht dan een klap in het gezicht van Hare Majesteit. Het klinkt heel manhaftig dat je wilt instaan voor je eigen gedrag, maar dat red je alleen met een eindige straf, een boete waarvoor een limiet gesteld is. Vanwege de grootte van de zonde is dat een illusie. Slechts als je zonde beperkt tot misstappen of misdragingen tegenover anderen, kun je de gevolgen daarvan dragen en herstellen (verzoenen).
Zonde tegen God kost mij mijn leven. Maar zelfs dat voldoet niet. Ik heb een ander nodig die zelf niet zondigt, om zo in mijn plaats een volmaakt offer te brengen. Heel het Oude Testament is doortrokken van de gedachte dat God volmaakt is. De volmaaktheid die past bij God komt onder andere tot uitdrukking in de vereisten voor een offer, het moet zonder gebrek zijn. Zo zingt het Nieuwe Testament –met name in de brief aan de Hebreeën– over een volmaakt Lam van God, Jezus.
- Dat voor verzoening een ”mensenoffer” nodig zou zijn, roept allerlei negatieve beelden van God op als bloeddorstig. Wie het christelijk geloof op dit punt vergelijkt met andere godsdiensten, zal toch op z’n minst één groot verschil moeten ontdekken. Geen enkele andere god geeft zelf wat hij eist als genoegdoening. Het plaatsvervangende offer van Christus is de genadige gave van de beledigde God, Die zo de weg tussen hemel en aarde opent.
Deze gedachte schittert in een kerntekst over verzoening in het Oude Testament: „Want de ziel van het vlees is in het bloed; daarom heb Ík het u op het altaar gegéven (…), want het is het bloed dat voor de ziel verzoening zal doen” (Lev. 17:11). De eerste christenen hebben Jesaja 53 gelezen met het oog op Jezus. In het Nieuwe Testament blijkt het initiatief tot verzoening (herstelde relatie, betaling van schuld) uit te gaan van God. Daarbij spaart Hij Zijn (bloed)eigen Zoon niet, maar geeft hem over tot een zoenoffer (Mark. 14:41, Hand. 20:28; Rom. 8:32; 2 Kor. 5:21). Hoe groot is de toorn van God over de zonde, hoe strikt Zijn rechtvaardigheid, hoe onnavolgbaar Zijn liefde.
Identificatie
- Je zou als buitenstaander kunnen denken dat het ”mooi gemakkelijk” is dat een ander voor jou opdraait. Een wezenlijk element in het denken over een plaatsvervangend offer is echter de identificatie met het offerdier. De hand van de offeraar drukte op de kop, hij legde zijn hele gewicht erop, en zo zag de offeraar in het offer zichzelf in rook opgaan. De Geest betrekt ons in het oordeel, zodat het ”mijn portie” is op Golgotha.
Als christenen de indruk geven dat verzoening ‘slechts’ een objectieve gegeven stand van zaken is, die vervolgens ook nog als dekmantel voor een leven vol onrecht dient, dan is het geen wonder dat een plaatsvervangend offer in een kwaad daglicht staat. Wie nooit op zijn woorden kan terugkomen tegenover een collega, maar wel grote woorden in de mond neemt over verzoening, die ontkracht de waarde van het ”Ik voor u”. Wie zijn portie ziet in het licht van het „daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven”, zoals het klassieke avondmaalsformulier zegt, die mag in het geloof zijn portie ontvangen van Christus: volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid.
Dr. M. J. Kater, christelijk gereformeerd predikant te Sint Jansklooster en docent apologetiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp
H. Baarlink, Het evangelie van de verzoening, Kampen 1998
J. Hoek, Verzoening. Daar draait het om, Zoetermeer 1998
J.W. Maris, F. van der Pol (red.), De zonde uit beeld. Bijbels schuldbesef en modern levensgevoel, Barneveld 1994.
John Stott, Het kruis van Christus, Apeldoorn 1997.